120 Nederlandse taal. Kennis van de persoons vorm, de werkwoordsvorm, de spellings regels en vreemde woorden, voor zover die in de landmeetkunde worden gebruikt. Rekenen: Rekenkundige bewerkingen, te weten: optel len, aftrekken, vermenigvuldigen, delen en worteltrekken, met gehele en gebroken getal len. Evenredigheden en procentberekenin gen. Enige vaardigheid in het hoofdrekenen. Algebra: Eenvoudige bewerkingen met positieve en negatieve getallen. Meetkunde: Eenvoudige behandeling van punt, lijn en hoek in het platte vlak. Snijding van lijnen, een voudige meetkundige figuren zoals: driehoek, rechthoek en cirkel. Oppervlakte en omtreks- berekening van deze figuren. Begrip hebben van bijzondere lijnen in bovengenoemde fi guren. Stelling van Pythagoras. Kennis van de sexagesimale en centesimale hoekverde- ling. Tekenen: Kennis hebben van het begrip „schaal". Het vervaardigen van eenvoudige terrein schetsen. Het maken van een eenvoudige kaartering. Enige vaardigheid in het kaart lezen. Natuurkunde: Enige kennis van maten en gewichten, uit zetting van stoffen bij verwarming en de thermometer. Iets over straalbreking en terugkaatsing der lichtstralen. Het praktijkgedeelte dient te omvatten: Ter- reinmeten. Waterpassen en Algemene Vak kennis. Terreinmeten: Vaardigheid in het gebruik van meetveer, meetband, prisma, jalons, meetpennen, schiet lood, jalonrichter, thermometer en unster. Opstellen van de theodoliet. Oplossen van eenvoudige terreinhindernis sen, zoals het verlengen van begroeide gevels, het nemen en oprichten van loodlijnen in geaccidenteerd terrein, het uitbakenen van rechte lijnen, waarvan begin- en eindpunt niet zichtbaar zijn, in zijn eenvoudigste vorm. Bepalen van snijpunten van lijnen. Controleren van loodlijnen en enig inzicht hebben in het nemen van controle-maten. Controleren van een prisma (tour d'horizon). Noteren van hoekmeetwaarnemingen en het herleiden 'tot de nul-richting. Enig inzicht in het vastleggen van assen, meetlijnen en gren zen. Kennis van verzekeringsmateriaal. Enig inzicht in het meten volgens de voer- straalmethode en optisch afstand meten. Eenvoudige hoekmetingen moeten zelfstan dig kunnen worden uitgevoerd. Waterpassen: Opstellen van het waterpasinstrument en het parallaxvrij instellen van de kijker. Aflezen van de baak. Opstellen van de baak op diverse baakonder steuningen (waterpassen uit het midden). Controleren van het doosniveau van de baak, kennis van profielmeten, terreinwaterpassin gen, peilingen en uitzetten van bepaalde hoogten. Plaatsen van waterpasbouten. Eenvoudige waterpassingen moeten zelfstan dig kunnen worden uitgevoerd. Algemene vakkennis: Enige kennis wordt verlangd van: Landmeetkundige instrumenten, N.A.P., ka daster, het ontstaan van fouten tengevolge van het verrichten van onjuiste handelingen, het doel van opmetingen en waterpassingen. Onderhoud van meetgereedschap. Ijken van meetbanden. Seinen bij het uitbakenen van meetlijnen vol gens normaalblad N 359. Tot het examen zouden dienen te worden toe gelaten zijdie minstens vier jaar als meet- assistent werkzaam zijn geweest. Ten aanzien van het leerplan voor Meetas- sistent van de P.B.N.A., dat als bijlage aan het rapport is toegevoegd, merkt de com missie op dat de vakken Algebra, Meetkunde en Driehoeksmeting daar 'te uitgebreid wor den behandeld. Hulp bij studie voor landmeetkundige examens De commissie is van mening dat voor de theoretische opleidingen in het algemeen geen hulp bij studie nodig is, daar hiervoor de verschillende bestaande cursussen in het algemeen voldoende mogelijkheden bieden. Ten aanzien van de praktische opleidingen acht de commissie hulp ter verkrijging van voldoende ervaring wenselijk. Gedacht wordt aan oefenzaterdagen in hoekmeting, lengte meting, detailmeting, waterpassen, optische afstandmeting, tekenen en rekenen, al naar gelang de behoefte aanwezig is.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 16