KADASTER EN LANDMEETKUNDE IN DE LITERATUUR 130 door W. Koopmans, oud-ambtenaar van het kadaster Na de laatste wereldoorlog is de kennis van de gebieden bij de Noord- en Zuidpool sterk toegenomen. In het boekwerk van Dr. Ernst Herrmann, Onderzoekers aan de Pool, ver telt de schrijver die ook zelf aan een zuid poolexpeditie deelnam, van de ontwikkeling van het onderzoek en de daarbij toegepaste methoden. Wij moeten ons beperken 'tot het vele geode tische werk, dat daarbij moest worden ver richt. W4j herinneren er aan, dat men vroe ger de geografische en de magnetische pool vaak in één punt plaatste. Ruysch' wereld kaart van 1508 noemt de „magneetberg" nog ,,een hoge rots uit magnetisch ijzer juist onder de noordpool, met een omtrek van 30 mijl". Op de aardbol van Behaim uit 1492 is binnen de zuidpoolcirkel nog heel weinig te zien. Op de eerste zuidpoolkaart van Jansson (1650) in stereografische projectie zijn al verschillende eilanden, zelfstandig liggende, voorgesteld zonder samenhang dus met de terra australis. Meer speciaal vestigen wij de aandacht op ,,The crossing of Antarctica'het uitermate boeiende relaas van sir Vivian Fuchs en Sir Edmund Hillary, onder de titel ,,De Zuid pool bedwongen" uitgegeven door Scheltens Giltay, te Amsterdam in de vertaling van J. F. Kliphuis. Van drie der groepen, die bij deze 99 dagen durende worsteling over 3500 km van het An tarctisch Continent betrokken waren, berustte de leiding of plaatsvervangende leiding bij een landmeter, n.l. K. Y. Blaiklock (Pioniersgroep 1955-1957), D. G. Stratton (Trans-polaire groep 19561958) en J. H. Miller (Rosszee- groep 19561958). Miller onderrichtte de tochtgenoten omtrent de betekenis van een gegist bestek, de oriën tatie op de sterren e.d., om te voorkomen dat eventueel afgedwaalden hopeloos zouden staan. Blaiklock kreeg voor zijn grote tocht naar het zuiden de gelegenheid, van uit de lucht schetsen te maken van het te bewerken gebied. Miller maakte tochten naar de Wed- dellzee en (later) naar de Rosszee. Met betrekking tot hun werk elders citeren wij (blz. 175): ...Op het nieuwe depot, dat op 840 meter lag, splitste de groep zich, want Stephenson (een geoloog uit Australië) wilde de rotswanden bestuderen, die de gletschers insloten, terwijl Blaiklock en Stratton, de land meters, liefst zoveel mogelijk bergen in kaart wilden brengen Op de 20e oktober be klommen zij een steile sneeuwhelling, waarin geen spleten werden waargenomen Toen het tijd werd voor een beker chocola, bevond de (honden)slede zich op de sneeuwkoepel, die de bekroning van de gletscher vormde op een hoogte van 1350 meter. Tussen de 20e en de 22e legden zij 100 kilometer af langs de Zuidzijde van de Shackleton-keten. Het was ideaal weer voor het verrichten van metingen: een onbewolkte lucht, een temperatuur tussen 21° en 26° C. Er werd een basislijn van 300 meter uitgezet, waarna van beide uitein den uit zoveel mogelijk details van de bergen in de verte werden geobserveerd en geno teerd. Intussen was de wind komen opzetten en de temperatuur daalde tot 40° C Wanneer de resultaten van deze onderzoe kingen bekend worden, zal blijken dat hier belangrijk werk is gedaan voor de geologie en de cartografie. Uit het verslag van Brooke, die als leider van de Noordelijke groep 126 dagen uitging voor metingen langs de kust, ook met twee honden sleden, nemen wij nog het volgende over

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 26