zonnewijzers <d
door ND. Haasbroek, oud-lector aan de Technischc Hogeschool
te Delft
Naar aanleiding van mijn afscheidscollege
als lector aan de Technische Hogeschool te
Delft [1] waarin iets werd gezegd over
zonnewijzers, heeft de redactie van Geodesia
mij verzocht wat nader op dit onderwerp te
willen ingaan en de lezers zó ver in de theo
rie van deze uitermate boeiende wijze van
tijdmeting in te wijden dat zij zelf desgewenst
een zonnewijzer kunnen berekenen en con
strueren.
Deze theorie betreft enkele hoofdstukken uit
de kosmografie en de geodetische astronomie.
Ik zal ze bespreken voor zoverre dat strikt
noodzakelijk is voor het doel dat hierboven
werd gesteld en ik zal mij onthouden van de
behandeling van die zaken (bijv. precessie)
die. hoe belangrijk ze ook zijn, met het onder
werp geen onmiddellijk en dwingend ver
band houden.
Om de tijd te meten moet men gebruik maken
van schalen die gebaseerd zijn op het optre
den van periodiek voorkomende gebeurtenis
sen [2], Zo is een dag, verdeeld in 24 uur,
de tijd die de aarde nodig heeft om eenmaal
om haar as de verbindingslijn der beide
polen te wentelen. Deze wenteling ge
schiedt in de richting west-oost; ze doet zich
aan ons voor als een beweging van de zon
en de sterren om de aarde in de richting oost
west. Een jaar noemt men de periode die de
aarde nodig heeft om, met een gemiddelde
snelheid van ca. 30 km per seconde en in een
richting tegengesteld aan die van de wijzers
van een uurwerk, haar baan om de zon te
beschrijven. Deze periode is 365,2422 dagen.
Zou het aantal 365,25 zijn geweest, dan zou
den we onze tijdrekening in orde kunnen
houden door telkens om de vier jaar een
schrikkeljaar van 366 dagen in te voeren. De
omloopstijd van 365,2422 dagen echter maakt
het noodzakelijk de eeuwjaren geen schrik
keljaren te maken met uitzondering van die
waarvan het eeuwcijfer door vier deelbaar is.
Zo was 1900 geen schrikkeljaar; het jaar
2000 zal er wel een zijn.
De hierboven genoemde baan van de aarde
om de zon is ellipsvormig. De zon bevindt
zich in een der brandpunten van de ellips.
Daar de excentriciteit zeer gering is is ze in
fig. 1 als een cirkel voorgesteld. Op een
schaal waarop de afstand zon-aarde als
100 mm zou zijn afgebeeld zou de zon zich op
slechts 1,7 mm uit (rechts van) het middel
punt bevinden. Het vlak van de ellipsvor
mige baan noemt men het eclipticavlak. De
aardas maakt er, als de aarde haar baan be-
fig- 1
107