(3) 110 natie d heeft (lente en zomer). In dit geval bevindt zij zich te middernacht in R op 90°cp<5 onder de noordelijke horizon. In S, ten noorden van het oosten gelegen, komt zij op. Na t uur zij heeft dan 15 t° afgelegd is haar plaats aan de hemel nog eens ge schetst. Na 12 uur gaat zij in C (bovenste culminatiepunt, middaghoogte 90°<p-\-ö) door het zuiden om tenslotte in Tnoordelijk van 't westen gelegen, onder de horizon te ver dwijnen. Haar dagboog SCT is thans groter dan haar nachtboog; t noemt men de uurhoek van de zon.de tijd uitgedrukt in uren, minuten en seconden die is verlopen sinds ze door het noorden is gegaan. Zoals reeds is opgemerkt kan men deze tijd op eenvoudige wijze in hoekmaat omzetten (1 uur 15°, 1 minuut 15', 1 seconde 15"). Onder het azimut A van de zon zullen wij in het hierna volgende verstaan de hoek die de richting naar de zon met het zuiden maakt. Voor de situatie van fig. 4 is de hoek zuid- M-D dit azimut. Het is gelijk aan de boog zuid-D die op haar beurt weer gelijk is aan de hoek in het zenit tussen de richtingen van de grote cirkels door het zuiden en de zon. Men kan het azimut A met behulp van bol- driehoeksmeting [5] berekenen uit de zgn. parallactische driehoek of positiedriehoek zenitnoordpoolzon als daarin drie gege vens bekend zijn, in casu 90°cp (dus cp) 12"t (dus t) en 90°d (dus Het resul taat is: men eveneens met boldriehoeksmeting uit de parallactische driehoek af. Immers cotg A - sin cp cos t -)- cos cp tg sin t (i; Voor azimuts ten oosten van het zuiden (0U t <C 12u) vindt men met deze formule positieve waarden van A, voor azimuts ten westen van het zuiden 12u t <C 24u) nega tieve. Voor de breedte van mijn woonplaats Rijs wijk cp 52°03') en f 16L147m 251 °45' vindt men op 26 april (d -f- 13°33') A 84° (ten westen van het zuiden). Uit dezelfde drie gegevens in de parallac tische driehoek kan men, als men de hoogte van de zon boven de horizon h noemt, ook 90uh (dus h) berekenen. Het resultaat is: sin h sin cp sin cos cp cos cos t (2) Voor t 180° (cos t 1levert dit uiter aard h 90°zoals reeds uit fig. 4 werd afgeleid. Een nuttige en zelfs gewenste controle op de berekening van A en h uit (1) en (2) leidt cos h cos sin t sin A Als de berekening van h uit (3) overeenstemt met die uit (2) is men ook zeker van de uit 1berekende waarde van A. In het hier boven gegeven voorbeeld berekent men h 21°50'. Terloops kan worden opgemerkt dat men met (2) ook de uurhoek van de zon kan bereke nen bij haar opkomen en haar ondergaan. Men moet dan, omdat de straal van de zon ca. 16' is en de invloed van de refractie straalbuigingin de horizon ca. 34', voor h in die formule 0°50' substitueren. Bij ge geven cp en <5 kan men dan t berekenen. In bovengenoemd voorbeeld vindt men t 70°32' (4ll42m) en t 289°28' (19u18m). Uit de definitie die hiervoor van het begrip uurhoek is gegeven komt men tot de conclusie dat de waarde t 16u47m uit het zojuist behandelde voorbeeld voor de berekening van een zonsazimut niet de tijd is die op een hor loge kan worden afgelezen. Immers omdat de zon in 24 uur haar baan van 360° om de aarde schijnt te beschrijven zal zij, indien men zich 15° in oostelijke richting verplaatst, 1 uur vroeger opkomen en dus ook een uur vroeger door de meridiaan gaan. Verplaatst men zich naar het westen dan gaat de zon later door de meridiaan. Elke plaats op aarde heeft dus, afhankelijk van de lengtegraad waarop men zich bevindt, een andere ,,ware" zonnetijd die dus wel moet verschillen van de standaardtijd (horlogetijd) die in het maat schappelijk leven wordt vereist. In Nederland is de standaardtijd de midden- europese tijd (MET) die 1 uur met die van Greenwich verschilt (1 uur later) en die dus zou overeenkomen met „ware" tijd voor plaatsen op de meridiaan 15° oosterlengte. Voor waarnemers op de meridiaan 5° ooster lengte deze loopt, om de aandacht te be palen, iets ten oosten van Amsterdam over de plaatsen Nieuwersluis en Gorinchem zal dus, afgezien van een straks te behande len correctie, de zon door het zuiden gaan als het horloge 12u40m aanwijst. Voor andere plaatsen in Nederland kan men, door een simpele uitpassing van een kaart, het tijdstip van de meridiaandoorgang gemak kelijk bij benadering berekenen. Daar op de gemiddelde breedte van Nederland (Amers-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 6