155
voor het publiek toegankelijk zijn. Als
dit aan de balie verschijnt voor inzage
en inlichtingen, treedt de kadastrale
of de gemeente -administrateur naar
voren om het van dienst te zijn. Kan hij
werkelijk weten wat de betekenis en de
waarde is van het papier, dat hij zijn
cliënt voorlegt? En is de kans niet groot,
zo meenden we in de aanvang, dat hij
Moeder de Gans in de arm neemt?
We kunnen (gelukkig) niet in de toekomst
zien maar zij is, heeft eens iemand ge
zegd, ,,de dageraad van het verleden". Een
vaag beeld staat ons daarom wel voor de
geest, n.l. het beeld van een kadastrale
dienst, die een functie te vervullen heeft in
onze tegenwoordige maatschappij met een
nog jonge wetenschappelijke staf, waarbij
liefhebberij en geestdrift onmisbare dingen
zijn maar niet voldoende. Voor een goede
toepassing en uitvoering moeten ervaren
practici hun aandeel krijgen in de opbouw
van het kadastrale apparaat. Want tenslotte
blijft de man aan de balie wachten op het
verlossende woord bij een juiste kaart.
Of dan over honderd jaar het kadastrale
beeld er uit zal zien zoals de heer v. d. E. dat
voor ons heeft opgeroepen in ,,Wij van Fi
nanciën" van april j.l. moeten we maar af
wachten.
In ieder geval laat honderd jaar in ons
atoomtijdperk voldoende ruimte voor fanta
sie, ook zonder 1 april. Maar hangt het niet
mede van ons af hoe dit toekomstbeeld er
werkelijk uit zal zien? Wij geloven het: ,,de
toekomst wordt met het heden gekocht".
Noot: Onder de titel „1 APRIL 2065" beschrijft v. d. E.
hoe een geheel geautomatiseerd kadaster, met
als enig personeel een directeur en een adjunct
directeur, er over honderd jaar zal uitzien.
NASCHRIFT
De heer F. Allema. oud-hoofdlandmeter A
van het kadaster, oud-Hoofd van het Bureau
van de Landmeetkundige Dienst van het Ka
daster te Maastricht, schrijft ons naar aanlei
ding van het eerste artikel in Geodesia
1965-4:
,,De gegevens door de schrijver vermeld
zijn blijkbaar over het algemeen ontleend
aan het boekwerk ,,Het Kadaster" van de
landmeter M. de Vos. Onder andere ook de
mededeling op blz. 85, tweede kolom 2; de
perceelsscheidingen werden bepaald in
volle meters, in bebouwde kommen soms
met halve. Dit is onjuist, althans voorzover
mij bekend. Mijn ervaring strekt zich wel
uit over een tijdsverloop van 42 jaren, maar
is in zoverre eenzijdig, dat ze alleen en uit
sluitend het kadasterkantoor Maastricht
betreft. Opgemerkt zij dienaangaande, dat
in het archief van dit kantoor nog van 12
van de 70 kadastrale gemeenten minuut
veldwerken aanwezig zijn en dat de daar
op voorkomende meetgetalen zijn uitge
drukt in decimeters, althans nagenoeg alle."
Redactie
Noot van de schrijver:
Het verschil tussen de mededeling van de landmeter
M. de Vos (Leeuwarden) en de heer Allema (Maas
tricht) accentueert een verschil tussen Noord- en Zuid-
Nederland. Door mijn (enige jaren) praktijk in Maas
tricht (tegelijk met de heer A.) was mij de bijzondere
situatie van dat kantoor wel bekend. Toen in de
twintiger jaren b.v. had Zuid-Limburg zijn plaatse
lijke particuliere landmeters, die op een affiche in café s
hun adres annonceerden met de slagzin: ,,Laat bij ons
uw grenzen bepalen, wij doen het beter dan het kadas
ter". Zij waren n.l. in het bezit van het kadastrale
minuutveldwerk.
Wat de graad van nauwkeurigheid betreft: men ver-
gete niet dat de aard van de scheidingen tussen noord
en zuid geheel verschillend was en is. Enerzijds sloten,
anderzijds (bewegelijke) stenen, hetgeen waarschijnlijk
een verklaring kan betekenen van de nauwkeurigheids
bepaling.
Tenslotte: zijn de oorspronkelijke kadastrale opmetin
gen in Zuid-Limburg niet van een latere periode? Het
geen mogelijk ook van invloed is geweest.
G. A. B. Fr.