De groei naar een moderne Rijksdienst van het Kadaster Maatschappelijke ontwikkeling in Nederland leidde de landregistratie naar een noodzakelijke Kadasterwet 170 door P. S. Teeling, Ing., Technisch Hoofdambtenaar le klas van het Kadaster te Alkmaar In mijn artikel over het Rapport van de Staatscommissie inzake het Kadaster (zie Geodesia van juni jl.) werd o.a. gewezen op het tweede deel van de opdracht aan deze Staatscommissie, n.l. te adviseren over de wenselijkheid van een wettelijke regeling be treffende het Kadaster. De wettelijke basis immers voor de manier van inrichting en bij houding van het Nederlandse stelsel van landregistratie wordt op dit ogenblik eigen lijk uitsluitend gevonden in de nogal ver ouderde Wet uit 1870 op de verouderde Grondbelasting, een Wet die trouwens stoel de op nóg oudere grondbelastingsvoorschrif ten welke bij deze Wet werden gelegaliseerd. Het antwoord op het aan de Staatscommissie gevraagd advies nu is uitgedrukt in het vol gende korte en krachtige oordeel: ,,De maat schappelijke functie, welke het Kadaster ge leidelijk is gaan vervullen maakt het nodig, een geheel nieuwe wettelijke grond slag aan het Kadaster te geven." In een ont- werp-Kadasterwet is de zienswijze van de Staatscommissie op deze nieuwe wettelijke grondslag uitgewerkt, een ontwerp dat in degelijk-Nederlandse zin wil legaliseren, wat in de praktijk van lange jaren het legaliseren waard bleek: een ontwerp, dat wil voortbou wen op het bestaande, en dat de ontwikke ling wil brengen in een richting die op neven- gebieden reeds haar nut ten volle had bewe zen. Het was, dunkt mij zo, ook voor buitenstaan ders als u en ik, wel duidelijk dat de Staats commissie tot deze geheel nieuwe wettelijke grondslag overging. In de praktijk van het dagelijks leven werd de band tussen Kadas ter en Grondbelasting al lang niet meer ge voeld en opgemerkt. Zo werd in de Memorie van Toelichting in een recent wetsontwerp op een bepaalde financiële regeling tussen Rijk en Gemeenten zo tussen neus en lip pen het voornemen medegedeeld tot ophef fing van de Grondbelasting, zonder dat het Kadaster (dat toch de basis moet leveren voor het Grondbelastingkohier) hier werd genoemd. Nog sterker spreekt deze praktijk uit de omstandigheid dat enige jaren geleden ambtenaren van het Kadaster plotseling moesten ervaren, dat de wettelijke grondslag voor het betreden van particulier terrein (in dertijd aan ambtenaren gegeven in artikel 24 van de Grondbelastingwet) hun was ontval len door de intrekking van het bewuste wets artikel bij een Wet die nadere regelingen in hield voor de toegang op particuliere eigen dom door belastingambtenaren. Blijkbaar had ook de Wetgever geen relatie meer opge merkt tussen Grondbelasting en Kadaster. Het prille begin Het prille begin van een wettelijke regeling van het Kadaster valt samen met de inlijving van de Nederlanden door Frankrijk. Wel waren in de 18e en 19e eeuw in ons land hier en daar van kleine machtsgebieden Kadas ters aanwezig. In mijn artikelenreeks over Oud-Nederlandse Landmeters zijn indertijd verschillende van deze zgn. pre-kadasters tot in bijzonderheden beschreven. Deze pre-kadasters waren in wezen reeds te beschouwen als een Overheidsinstituut, dat gericht was op de systematische grondboek houding van een gebied door middel van 1. kaarten, waarop tot in onderdelen grenzen van bepaalde rechten en topografische bijzon-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 10