172 Burgerlijk Wetboek (1838) ter zake van hypotheekakten c.a., en de Notariswet (1842), welke het gebruik van de kadastrale aanduiding voorschreven. In hoeverre het Kadaster in die jaren feitelijk reeds werkte als instituut tot meerdere ver zekering van de grondeigendom valt slechts te gissen. De grensuitzettingen behoorden volledig tot het particulier domein van de landmeters, waarover geen of nagenoeg geen aantekeningen op metingsschetsen uit die tijd te vinden zijn. Gaan wij evenwel af op over geleverde verhalen en op volksuitdrukkingen t.a.v. een Kadaster, dan wijzen deze ontegen zeggelijk in de richting van een positieve in stelling van het landvolk met betrekking tot het Kadaster als bewaker van het begrip ieder het zijne" op het terrein van het grondbezit. In mijn studie over de internatio nale verspreiding van het woordbeeld „Ka daster" heb ik hiervan een enkel Nederlands voorbeeld gegeven. Ook wijst m.i. hierop het reeds zeer oude voorschrift aan de land meters van het Kadaster gegeven, om vóór elke halfjaarlijkse rondreis door een ge meente kennis van hun bezoek te geven aan het Gemeentebestuur. Er waren gemeenten die dan in de plaatselijke krant hiervan mel ding maakten opdat zonodig belanghebbende ingezetenen hiermee hun voordeel konden doen. Niet alleen dergelijke belanghebbenden zagen in het Kadaster iets anders en beters dan alleen maar een stuk grondbelasting-ad ministratie. Ook de wetgever begreep de waarde van het Kadaster als bijgehouden bron van informatie voor de zakelijke rechts toestand van onroerende goederen steeds meer en meer. Toen de Onteigening ten Al gemenen Nutte bij de Wet werd geregeld, schreef deze wet voor, dat (en op welke wijze) de gegevens van het Kadaster moes ten worden gebruikt. Later gebeurde dit ook bij de uitvoeringsvoorschriften van de Wo ningwet. En bij uitvoering van de Wet op de Markenverdeling rond 1890 werd aan de landmeter van het Kadaster een vooraan staande functie toebedeeld. Niet voor niets werden de eerste ruilverkavelingen geheel door ambtenaren van het Kadaster geleid. Logisch uitvloeisel van het bestaan van zulk een degelijke landregistratie in Nederland waren de bepalingen in de ruilverkavelings wetgeving, die aangeven dat (en op welke wijze) van de kadastrale gegevens en van kadastrale deskundigen reeds vanaf de aan vang gebruik moest worden gemaakt. Al in het rapport van de Staatscommissie van 1867 terzake de herziening van de wetgeving op het gebied van de eigendoms-overdracht van onroerende goederen, het hypotheekstel sel en het notariaat, kan worden vastgesteld: „Werd oorspronkelijk het kadaster opgerigt tot verkrijging eener gelijkmatige verdeeling van de grondbelasting, thans is het feitelijk in de eerste plaats de grondslag van ons hy pothecair stelsel en eigendomsregt geworden, hoezeer het tevens dienstbaar blijft voor het doel waartoe het werd opgerigt." Sedertdien is de ontwikkeling van het Kadaster nog ver der omgebogen naar een instituut dat zijn taak uitoefent vooral in het belang van de rechtszekerheid, en daarnaast ten behoeve van o.a. planologische, statistische en fiscale doeleinden werkzaam is. Zeer terecht heeft de Staatscommissie inzake het Kadaster uit deze historische groei vol ledig de consequentie getrokken ten aanzien van de wettelijke grondslag van het Kadas ter. Kadasterwet Gezien de veranderde taak van het Kadaster in de veranderende wereld werd afgezien van het lapwerk door middel van aanpassing van de Wet op de Grondbelasting van 1870 (zoals gezegd de enige wettelijke grondslag van ons Kadaster). De voorkeur is ik zou bijna schrijven: uiteraard gegeven aan een afzonderlijke wettelijke regeling, welke pri mair uitgaat van een Kadaster als informatie bron voor de zakelijke rechtstoestand van on roerende goederen. De wijziging van het uit gangspunt betekende gelijktijdig een wijzi ging van de organisatie van het Kadaster. Ook hier heeft de Staatscommissie niet ge aarzeld de verdere consequenties onder ogen te zien en te aanvaarden: De taak van het Kadaster wordt opgedragen aan een zelfstan dige Rijksdienst, de Rijksdienst van het Ka daster. Deze Rijksdienst heeft mede in het belang van de rechtszekerheid tot taak a) het houden van de openbare registers be stemd tot inschrijving van akten tot levering van en vestiging van zakelijke rechten op onroerende zaken; b) het vervaardigen en bijhouden van kadas trale kaarten, van daaraan ten grondslag lig gende bescheiden, en van kadastrale regis ters, welke gezamenlijk de rechtstoestand en de gesteldheid van de onroerende zaken be helzen volgens de bij die Rijksdienst be kende gegevens. De oude naam „Kadaster en Hypotheken" is

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 12