3.
12
f2 dmgr-
204
De benaderde grootten van de hoeken A en
C en van de zijde a zijn:
A 10 gr
C 95 gr
a 78,5 m
De zijde c moet berekend worden met de
formule:
a sin C
c
sin A
De grootte van c is ongeveer gelijk aan 500 m.
Daartoe moeten de hoeken A en C en de
zijde a gemeten worden.
Gevraagd:
a) maak de functie lineair;
b) stel dat de zijde a gemeten wordt met een
standaardafwijking van 0,25 cm en de
hoek C met een standaardafwijking van
Hoe groot is dan de standaardafwijking
waarmee de hoek A gemeten moet wor
den opdat de standaardafwijking van de
te berekenen zijde c 2,5 cm wordt?
c) Men meet hoek A met een standaardaf-
12
wijking in de enkele richting van dmgr
(reïteratiemethode van Bessel).
In hoeveel (enkele) series moet hoek A
gemeten worden om het resultaat van
vraag b te bereiken?
Landmeetkunde I -f- II Tijd: 150 minuten
1. a) Met een treklijn wil men zowel het
voetpunt als de lengte van een lood
lijn controleren. Laat zien hoe men
daartoe in de praktijk de treklijn kiest
en geef aan waarom dit inderdaad tot
het gewenste resultaat voert,
b) Indien bij het neerlaten van een lood
lijn het voetpunt dicht bij één van de
jalons in de meetlijn valt zal men met
het oog op de nauwkeurigheid op een
verder weg staande jalon richten.
Waarom?
2. a) Wat verstaat men onder de schaal
van een kaart?
b) Wat is een 4-cm-kaart?
c) Hoe worden in de kartografie de kaar
ten wel eens naar schaal ingedeeld?
d) Welke schalen zijn thans gebruikelijk
bij het Kadaster en met welke werkte
men vroeger?
e) Wanneer zal men op een kaart zijn
toevlucht nemen tot signaturen?
fHoe geschiedt de hoogtevoorstelling
op de Nederlandse topografische
kaarten?
3. Gegeven een waterpasinstrument type
alles vast, dat een hellingschroef bezit en
een doosniveau, geplaatst op het stel-
schroevenblok. Er zitten aan het diafrag
ma van de kruisdraden geen correctie-
schroeven.
Hoe moet dit instrument geheel geregeld
worden? Alle regelingen noemen en be
schrijven.
4. a) Onder welke omstandigheden kan de
grafische grootteberekening met be
hulp van een zelfstandige kaartering
op grote schaal de voorkeur verdienen
boven een numerieke bepaling en
welke zijn dan de voordelen?
b) Wat zijn de voor- en nadelen van de
transformatie van percelen bij de gra
fische groottebepaling?
5. Hoe spoort men een fout in de lengte
van een zijde van een veelhoek op?
6.
Gegeven (zie figuur)
Van de punten A, E. P en Q zijn de coördi
naten bekend.