De lijdelijkheid van de bewaarder gaat niet verder dan de wettelijke verplichting tot op neming van stukken in de openbare registers. Beoordeling naar vorm en inhoud van de stukken en de bevoegdheid van partijen voor zover blijkende uit die stukken vindt door hem naar privaatrechtelijke maatstaven plaats. Eerst bij voldoening hieraan gaat hij tot verdere verwerking van de gegevens in de boekhouding over en beslist hij over de mogelijkheid tot afgifte van bewijsstukken. Maatschappelijk wordt dit optreden van de bewaarder niet alleen aanvaard doch zelfs vanzelfsprekend geacht en in de rechtslitera- tuur wordt deze handelwijze goedgekeurd. Het mag, naar ik meen dan ook een maat schappelijke eis worden genoemd, dat aan die juridische zeef meer spankracht behoort te worden toegevoegd. Wat niet door die juri dische zeef heen kan, moet hier niet op blij ven liggen of geforceerd er doorheen gedrukt worden. Integendeel al datgene moet naar de aanbieder kunnen worden teruggeveerd. Met andere woorden, om de betrouwbaarheid van de administratie betreffende zakelijke rechtstoestanden ten aanzien van onroerende goederen meer te verzekeren, zou het aan bevelenswaardig zijn dat alle gegevens zowel van buiten als binnen de dienst, die in die administratie moeten worden verwerkt, vóór de aanvaarding door de administratie worden beoordeeld. Beoordeeld dient dan te worden of die gegevens juridisch administratief kun nen worden verwerkt. Bijvoorbeeld zou van een akte, waarvan inschrijving wordt verzocht, eerst moeten worden onderzocht of deze vol gens de inhoud juridisch sluitend is en ad ministratief op geen moeilijkheden zal stui ten. Dus niet zoals thans, dat slechts behoort te worden gelet op de formele vereisten voor inschrijving en achteraf rectificaties kunnen worden verzocht en afgewacht. Als voorbeeld voor gegevens uit de dienst zelf moet worden gedacht aan de metingsstaten kad. nr. 75. De definitieve vaststelling van die staten zou eerst plaats mogen vinden, nadat door de ad ministratie is nagegaan, of het daarin gegeven juridisch administratieve beeld in overeen stemming met haar gegevens is. Het mag, hiermee moge ik dan besluiten, duidelijk ge noemd worden, dat met de hier voorgestelde gang van zaken tevens aan een belangrijke voorwaarde voor een uit te voeren automatie van de administratie zou zijn voldaan. SAMENWERKING Rapport samengesteld aan de hand van bijdragen geleverd door de sub-werkgroep 2 van de technische werkgroep van de Staats commissie inzake het Kadaster Na de totstandkoming van het Kadaster in 1832 bestond de taak van de landmeetkundige dienst van het Kadaster, destijds genoemd de bijhoudingsdienst, behalve uit de vereiste medewerking bij de voorbereiding van tech nische werken, en incidentele grensbepalin gen, in hoofdzaak uit het bijhouden en ver werken in kaarten en bescheiden van de ka dastrale gegevens welke bij het Kadaster bin nenkomen. De ontwikkeling van de maat schappij sinds 1832 verliep gedurende vele decennia geleidelijk en de bijhoudingsdienst kon zich in 't algemeen aan de langzaam om vangrijker wordende taak wel aanpassen zonder bijzondere maatregelen te treffen, en heeft zijn taak goed vervuld. Dit aanpassen was echter niet altijd een eenvoudige zaak, getuige de vele publikaties waarin ambtena ren van het kadaster hun verontrusting uit- 228 VAN DE LANDMEETKUNDIGE DIENST VAN HET KADASTER MET ANDERE LANDMEETKUNDIGE DIENSTEN door Ir. J. Wolthuis, Hoofd van het Bureau van de Landmeetkundige Dienst van het Kadaster te Groningen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 16