230
gen kunnen worden is afhankelijk van de re
latieve nauwkeurigheid die men voor deze
punten verlangt en is daardoor mede afhan
kelijk van de afstand dezer punten. Bij op
name op grote schaal zal waarschijnlijk aan
de nauwkeurigheidseisen voldaan kunnen
worden indien men de punten duidelijk signa-
liseert. Bij opname op kleine schaal is dit een
open vraag. Er dient nagegaan te worden of
met meervoudige signalisering, met de onder
linge afstanden als voorwaarden, de gewens
te nauwkeurigheid kan worden bereikt.
Tenslotte dient men er bij de voorbereiding
aandacht aan te schenken, dat bij de foto-
grammetrie een puntsgewijze overbrenging
tot stand komt waarbij ieder volgend punt
onafhankelijk van het vorige wordt gekaar-
teerd, zodat de nauwkeurigheid van afstan
den alleen afhankelijk zal zijn van de nauw
keurigheid der gebruikte punten en onafhan
kelijk van de afstanden zelf. Vele korte af
standen zullen niet met voldoende nauwkeu
righeid aan de fotogrammetrie kunnen wor
den ontleend. Het zal daarom noodzakelijk
zijn op een of andere manier, bijvoorbeeld
door terrestrische bijmetingen, deze maten te
bepalen. Onderzocht dient te worden tot hoe
ver men hierbij moet gaan. Bij voorbeeld, bij
de huidige meetmethoden worden regelmatig
aan gebouwen kadastrale grenzen vastge
steld. Gebouwen worden als vaste punten ge
bruikt. Daar een punt boven de grond langs
fotogrammetrische weg in het algemeen min
der nauwkeurig bepaald wordt omdat men
daarop het meetmerk in het fotogrammetrisch
instrumentarium niet nauwkeuriger kan neer
zetten, kunnen gebouwen doorgaans slechts
als topografisch detail worden weergegeven
en verliest men vele vaste punten. Voor elk
object zal daarom onderzocht moeten worden
of men gebouwen terrestrisch moet gaan in
meten of dat er gesignaliseerde punten moeten
worden aangebracht met het doel deze nader
hand als vaste punten te gaan gebruiken. In
het algemeen zal bij dit onderzoek als richtlijn
gelden, dat de relatieve nauwkeurigheid van
de te vervaardigen kaart gehandhaafd blijft.
Over het verwerken van de luchtfoto tot ka
dastrale kaart is in het verleden reeds vele
malen gesproken. Toen men destijds hiermede
begon, en bij dit probleem gaan onwillekeurig
mijn gedachten terug naar persoonlijke erva
ringen in 1937 opgedaan tijdens de kaartering
van nieuwe kadastrale plans uit luchtfoto's
van de Loosdrechtse plassen, stond de kaar
tering onder de directe supervisie van de
landmeter die ook in het terrein de verant
woordelijkheid had. In principe zal deze gang
van zaken zo moeten blijven. Het is zeer ge
wenst dat de fotogrammeter het terrein en de
terreinsafscheidingen kent opdat hij op deze
manier in staat wordt gesteld de foto's zo
goed mogelijk te interpreteren. Immers de
nauwkeurigheid en de betrouwbaarheid van
het werk van de fotogrammeter is in hoge
mate bepalend voor de relatieve nauwkeurig
heid van de kadastrale kaart.
Een ander belangrijk gezichtspunt is het in
bouwen van controlemogelijkheden. Door de
puntsgewijze overbrenging van het fotobeeld
naar het kaartbeeld ontbreken bij de foto
grammetrie de bekende controlemogelijkhe
den van de terrestrische meetmethode. En de
districtsingenieur die de uit het instrument
komende topografische kaart tot kadastrale
kaart moet verklaren, zal trachten controles
in te bouwen. Dit kan op verschillende ma
nieren geschieden, bijv. door het signaliseren
van meer grenspunten dan strikt noodzakelijk
is, door oude zowel als nieuwe meetlijnen
door middel van drie of meer signalen aan te
geven, door op de foto goed zichtbare ter
reindetails die voor de kaart als zodanig niet
nodig zijn uit te tekenen en het verband tus
sen de grenzen en deze terreindetails door
terrestrische maten vast te leggen, door het
nemen van controlematen in het terrein, door
het kaarteren van reeds in het veldwerk
archief aanwezige maten, enz. De controle in
het terrein heeft plaats tijdens een voorver
kenning en een naverkenning. De voorver
kenning, nodig voor een betrouwbare inter
pretatie, gebeurt vöör het uittekenen van de
luchtopname aan de hand van een vergroting
van de foto. De naverkenning geschiedt na
het uittekenen van de luchtopname met een
reproduktie van de kaart, en dient om na te
gaan of de kaartering volledig en juist is.
Luchtkaartering is een normale meetmethode
geworden. De eisen die men aan de foto
grammetrische kadastrale toepassing moet
stellen liggen, evenals bij elke andere me
thode, zowel in het vlak van de nauwkeurig
heid als in dat van de betrouwbaarheid,
waarbij uiteraard het economisch aspect niet
uit het oog mag worden verloren. Een voor
deel van de fotogrammetrie is nog. dat deze
meetmethode het eindprodukt ook in coördi
naten kan leveren.
Wanneer de hermeting tot stand komt volgt
later de bijhouding, een vraagstuk zo oud als
het Kadaster. De bijhouding heeft vaak aan
leiding tot moeilijkheden gegeven. Gedurende
de eerste tientallen jaren van haar bestaan