opdracht is het invoegen van de door de andere diensten vervaardigde veldwerken. De technische veldwerken, dit zijn de veld werken van de detailmeting vóór de uitvoe ring van het object van samenwerking, be vatten opmetingen van vele details, welke voor het Kadaster meestal van gering belang zijn. Wanneer na de uitvoering en voltooiing van het technisch werk een tweede opmeting, de zogeheten kadastrale grensmeting volgt, verliezen de technische veldwerken groten deels hun betekenis en behoren deze in het algemeen niet in het kadastrale archief te worden opgenomen. Immers de gegevens van de technische veldwerken, welke niet voor komen op de kadastrale veldwerken van de tweede opmeting, kunnen met voldoende nauwkeurigheid ontleend worden aan de kaart. Zonodig kunnen enkele extra maten op het kadastrale veldwerk van grensinmeting worden meegenomen. In haar streven naar het invoeren van ar beidsbesparende werkmethoden heeft de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat enkele jaren geleden besloten de tweede op meting achterwege te laten. Ter vervanging van het kadastrale grensinmetingsveldwerk worden door deze dienst aan de landmeet kundige dienst van het Kadaster afdrukken van de geïdentificeerde grondplans verstrekt, waarop de nieuwe grenzen in coördinaten zijn gegeven ten opzichte van bijv. een weg- as, in de vorm van voetpunt en loodlijn. Waar nodig kunnen eigen maten en verder van belang zijnde gegevens aan het tech nische veldwerk worden ontleend en op deze afdrukken van grondplans worden overgeno men. De afdrukken van grondplans worden tot veldwerkformaat opgevouwen en in het kadastrale archief opgenomen. Wanneer de kaart of het grondplan langs fotogrammetrische weg of door middel van tachymetrische opnemingen wordt vervaar digd, kan met het grafische resultaat worden volstaan, indien dit voldoet aan de daarvoor gestelde eisen van nauwkeurigheid en be trouwbaarheid. Een aanvullend veldwerk met meetcijfers kan worden beperkt tot die gevallen, waarbij de vereiste relatieve nauw keurigheid groter is dan die van de kaart. Wel verdient het aanbeveling de resultaten van een fotovlucht te bewaren, opdat reali satie van grenzen met een grotere nauwkeu righeid dan die aan de kaart kan worden ontleend, mogelijk blijft. Nabeschouwing Uit de hierboven geschetste ontwikkeling kan geconcludeerd worden dat samenwerking van de landmeetkundige dienst van het Ka daster met de fotogrammetrische dienst, de ruilverkavelingsdienst en andere niet-kada- strale landmeetkundige diensten is uitge groeid tot een integrerend bestanddeel van de taak van eerstgenoemde dienst. Werd in de in 1932 opgestelde „Regeling der samenwerking tusschen den landmeet kundigen dienst van het Kadaster en den meetdienst van den Rijkswaterstaat" als voorwaarde gesteld, dat de bestaande orga nisaties door samenwerking niet zouden wor den aangetast, thans rijst de vraag of deze voorwaarde nog wel in overeenstemming is met de tegenwoordige situatie. De opdrin gende mechanisatie stelt ons voor allerlei nieuwe ontwikkelingen in meetmethoden, waardoor een op elkaar afstemmen van de organisaties en de administraties van met elkaar samenwerkende diensten nodig wordt. Over het belang hiervan kan men het geloof ik wel allemaal eens zijn, maar laten we de problematiek rondom een methodische uit voering ervan niet onderschatten. Deze team-structuur vraagt om een weder zijds verstaan van eikaars meettechniek en organisatiestructuur, maar eist bovendien de volle inzet van de persoonlijkheid der verant woordelijke functionarissen. Samenwerking betekent letterlijk samen werken. 234

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 22