SAMENWERKING
235
VAN DE LANDMEETKUNDIGE DIENST VAN HET KADASTER MET
ANDERE LANDMEETKUNDIGE DIENSTEN
door Th. C. B. van Voorst Ing., Hoofd van de Landmeetkundige Dienst van
de Gemeente Nijmegen
Mij is gevraagd een inleiding te houden over
de samenwerking van de landmeetkundige
dienst van het Kadaster met de landmeetkun
dige dienst van een middelgrote gemeente.
Over de samenwerking die er kan bestaan
zou ik vrij kort kunnen zijn. Het is nl. zo dat
er in Nijmegen een regeling is getroffen, die
overigens niet alleen voor Nijmegen geldt
maar analoog wordt toegepast voor andere
gemeenten en instellingen, welke regeling be
langrijke voordelen oplevert voor de betrok
ken instanties.
In de loop der jaren is gebleken dat deze
samenwerking gewenst was, waardoor een
proces op gang is gekomen, waarbij men
steeds nauwere contacten ging leggen.
Wanneer we de oorzaken hiervan aan een
nader onderzoek willen onderwerpen moeten
we een eind in de geschiedenis teruggaan.
We moeten dan terugzien naar het einde van
de 18e, begin 19e eeuw en zien dat als gevolg
van de Franse overheersing een gigantisch
werk is tot stand gekomen, omvattende de
kadastrering van de lage landen waarbij een
stelsel van kaarten en registers tot stand
kwam, dat een beeld en beschrijving gaf van
de eigendommen in dat gebied.
Bij de instelling van het kadaster voldeed dit
beeld en die beschrijving aan de toenmaals
gestelde eisen. Ik denk hierbij aan de gege
vens, die men nodig had voor de heffing van
een grondbelasting, aan de perceelsgewijze
legger, die gegevens bevatte met betrekking
tot de grondeigendom en aan de kaarten die
mede van belang waren voor de militaire lei
ders in die dagen.
In de loop der jaren bewezen de kaarten en
registers ook onschatbare diensten ten be
hoeve van andere zaken dan de in de vorige
alinea bedoelde.
Ik denk hierbij aan de andere rijksdiensten,
provinciale- en gemeentelijke diensten en in
stellingen van allerlei aard, die ten behoeve
van de uitvoering van zeer uiteenlopende
taken, terugvielen op het kadaster. Want één
ding hebben deze diensten en instellingen ge
meen, nl. de behoefte aan kaartmateriaal.
Wanneer ik de situatie in het gemeentelijke
verband onder de loep neem en inzage neem
in het archief van omstreeks het begin van
deze eeuw, ontdek ik, dat bijna alle tekenin
gen verband houdende met grondtransacties,
wegenaanleg en uitbreidingsplannen op de
een of andere wijze zijn afgeleid van de ka
dastrale kaart. Hoe kon dit ook anders.
Het kadaster was vrijwel de enige bron waar
uit kon worden geput. Weliswaar bestonden
er naast de kadastrale kaarten de topogra
fische kaarten en de kaarten van diverse wa
terschappen, doch ook deze kaarten waren
toch min of meer reprodukties van het kadas
terarchief. Het is dus begrijpelijk dat de ka
dastrale kaart een zeer belangrijk stuk was in
het bestel van een gemeentelijke dienst van
publieke werken of openbare werken of hoe
die diensten ook verder mogen heten. Te meer
ook, en dat was heel belangrijk, omdat ge
noemde kaarten tevens de grondslag vormen
voor de eigendomstoestand van de grond.
Dat echter de kadastrale kaart in alle geval
len niet voor 100 bruikbaar was wisten de
betrokken functionarissen, die met deze kaar
ten moesten werken, maar al te goed. Dikwijls
was de te kleine schaal niet geschikt.
Door middel van vergrotingen, vaak op een
zeer gebrekkige manier verkregen, trachtte
men iets bruikbaars te fabriceren. Een ander
bezwaar was het feit dat de gebruikstoestand
van de grond niet altijd overeenstemde met
de eigendomstoestand. Hierdoor kwam men
dikwijls voor onaangename verrassingen te
staan en menige akte moest worden gerecti
ficeerd.
Men kwam dus, door de ervaring geleerd, tot
de conclusie dat men andere wegen moest
inslaan. Ook door de versnelde groei van de
steden en de dorpen deed het gemis aan
goede kaarten zich steeds meer gevoelen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat in het
gemeentelijke archief kaarten verschijnen,