237
Voorts keur ik goed dat voor het geval de
gemeentelijke landmeetkundige dienst van de
gemeente Nijmegen tot een uitbreiding van
de meetkundige grondslag zal overgaan, de
landmeetkundige dienst van het kadaster kos
teloos inzage van de te zijner beschikking
staande coördinaten en aanmetingen van
vaste punten aan de gemeentelijke landmeet
kundige dienst verleent op voorwaarde dat de
uitbreiding van de meetkundige grondslag in
overleg met en na voorlichting van de land
meetkundige dienst van het kadaster ge
schiedt en dat de resultaten hiervan ter be
schikking van de landmeetkundige dienst van
het kadaster worden gesteld.
Zoals uit het bovenstaande blijkt, beperkt
zich de samenwerking tot die gebieden van de
gemeente Nijmegen welke in de hermeting
vallen en die hermeten zullen worden.
Het zwaartepunt ligt dus geheel bij de her
meting. Het is dus zaak steeds voldoende
plannen tot hermeting in voorbereiding te heb
ben waardoor een en ander sneller kan wor
den gerealiseerd.
Het uitwisselen van archiefstukken voorkomt
de reeds eerder genoemde doublures.
Voor sommige gemeenten is een afwijkende
regeling vastgesteld. Wat daarvan de reden
is, kan ik niet beoordelen.
Er blijven evenwel nog wensen.
a. In de eerste plaats voor die gebieden,
welke nog niet in de hermeting vallen en
waarin binnen afzienbare tijd geen her
meting zal plaats hebben. Inzage van veld
werk is daar strikt genomen niet mogelijk.
b. De beoordeling of een bepaald gebied
voor hermeting in aanmerking komt
hangt geheel af van de machtiging van de
zijde van het kadaster.
c. Indien machtiging is verleend ontbreekt
dikwijls de tijd bij de kadastrale dienst
voor het verrichten van delimitaties,
grensuitzettingen en grensregelingen.
d. Het bij voorrang toepassen van door de
niet-kadastrale dienst verrichte metingen
kan slechts geschieden tegen betaling der
kosten. Deze regeling is zeer eenzijdig.
Immers waarom heeft de niet-kadastrale
dienst de metingsstukken opgemaakt? Het
werken met bijgewerkte kaarten zal hier
voor dikwijls als motief hebben gegolden.
Men zou hierbij dus de vraag kunnen stel
len of het niet billijk is dat voor de meer
kosten der meting als gevolg van door
het kadaster gestelde eisen, waaraan de
meting moet voldoen, omgekeerd een ver
goeding zou moeten worden gegeven.
e. Een moeilijk punt blijft het afwegen van
de geschiktheid van het niet-kadastrale
personeel. Wanneer hier niet zeer voor
zichtig wordt gehandeld kan dat voor de
betrokkenen fataal zijn, terwijl het voor
de betreffende dienst een nadeel betekent
en economisch niet verantwoord is.
Resumerend moge ik opmerken dat de rege
lingen voor samenwerking, die er zijn, van
nut zijn gebleken. Zij vertonen echter, zoals
ik boven reeds opmerkte, gebreken. In de
toekomst zullen deze regelingen aan een kri
tische beschouwing moeten worden onder
worpen. Tot nu toe hangt alles te veel af van
de houding en het inzicht van het betreffende
Hoofd van het Bureau van de landmeetkun
dige dienst van het kadaster, die alleen ziet
naar de taak, die de kadastrale dienst heeft.