240 voor grafische werkwijzen, op de nauwkeu righeid van idealisatie en meting. Deze groep van kaarten zijn de in de H.T.W. aangeduide kaarteerbladen, tevens waarschijnlijk de groep kaarten op de grootste in de te ontwik kelen systematiek voorgestelde schaal. Het betekent anderdeels, dat overwogen dient 'te worden in hoeverre tegemoet kan worden gekomen aan de wensen en behoef ten van gebruikers uit het gebied der stede- bouwkunde (planologie, ruimtelijke ordening, bestuurlijke belangen) door eventuele uitgave van kaarten op kleinere schaal dan die van de bijbladen en andere kaarten als raam- kaarten. Ook het publiek, dat slechts zelden een kaart raadpleegt, heeft belang bij een duidelijke kaart en een sluitend systeem van kaarten. Men denke hierbij aan de openbaarheid. Mis schien is men zich deze wens nauwelijks be wust en worden daardoor de verlangens slechter geformuleerd dan in de eerder ge noemde en bestuurlijke en planologische kringen. 3.2. Kaarteerbladen Volgens de H.T.W. (bl. 272) dienen de kaar teerbladen om: a. de uitgevoerde metingen te controleren, b. de grafische groottebepaling mogelijk te maken, c. de bijhouding en eventuele realisatie te vergemakkelijken, d. de administratie op de meetgetallen te verlichten. Uit deze doeleinden blijkt, dat het kaarteerblad voornamelijk een kaart voor intern gebruik is. Alleen van het bijblad en de overzichtskaart moeten kopieën voor het publiek beschikbaar zijn. De vraag kan dus gesteld worden, of de kadastrale dienst zelf behoefte heeft aan kaarteerbladen of dat deze behoefte in de toekomst zal ontstaan. Daar een kaarteerblad op normaal planfor maat (100 x 67 cm) voorgesteld is, zal de daarop voorgestelde figuratie van enige om vang zijn. Steeds zal dan van het stelsel der Rijksdriehoeksmeting gebruik worden ge maakt. Derhalve kan worden uitgegaan van hermeten gebieden dan wel gebieden, waar een ruilverkaveling is toegepast. Hierbij zal een onderscheid worden gemaakt tussen lan delijk gebied, waar ruilverkaveling heeft plaats gevonden, stadsuitbreidingen (waar onder tevens nieuwe industriegebieden) en binnensteden of dichtbebouwde dorpskom men. In de gebieden, waar een ruilverkaveling heeft plaats gehad, zullen in het algemeen be hoorlijk grote perceelsbreedten voorkomen. Worden de grenzen hier gevormd door heg gen en sloten, dan kan voor controle van de meting en bij latere realisatie een kaarteer blad 1 1000 worden gebruikt. Het is echter een feit, dat in deze gebieden betrekkelijk wei nig veranderingen in de perceelsvorming zul len optreden. Een grafische oppervlaktebepa ling op een bijblad met schaal 1 2000, welke weliswaar in nauwkeurigheid achter staat bij die op een kaarteerblad 1 1000, zal goed te aanvaarden zijn. Immers bij (d cm)2 -j- (d cm)2 50 wordt op schaal 1 1000 bij relatieve planimetrering met de schijfpool- planimeter voor M0 voor een perceel van 1.5 ha 22 ca verkregen. Op schaal 1 2000 wordt dit 37 ca. Het grootste gedeelte van de te meten posten ligt in de stadsuitbreidingen. De percelen hebben hier doorgaans regelmatige vormen. De meetgetallen laten hier een snelle controle en een numerieke of grafisch-numerieke op pervlaktebepaling toe, terwijl aan de hand van de gebouwen, die hier ruimschoots aan wezig zijn, een realisatie met behulp van het veldwerk mogelijk is. De bijbladen zijn meestal na enige jaren „volgemeten"; daarna gebeurt er niets meer. Aan kaarteerbladen voor deze gebieden is geen behoefte. In de binnensteden en dichtbebouwde dorps kommen, waar steeds veranderingen voorko men, geven kaarteerbladen tegenover uitslui tend bijbladen voordelen. De controle op de meting is scherper; de grafische oppervlakte bepaling is nauwkeuriger; soms kan bij reali satie gebruik worden gemaakt van een kaar teerblad. Vanwege de vereiste grote idealisatienauw- keurigheid van de detailpunten en de meestal geringe breedte van de percelen in die gebie den zal een schaal 1 250 voor de kaarteer bladen vereist zijn. Wordt van een perceel van 10 bij 40 m de oppervlakte met een schijf- poolplanimeter bepaald, dan wordt M0 bij (d cm)2 -f- (d cm)2 4 met relatieve plani metrering 1,5 ca bij schaal 1 250 en 2,4 ca bij schaal 1 500. Gebruik van de schaal 1 500 is voor de oppervlaktebepaling niet bezwaar lijk. Voor de realisatie zal steeds van het veld werk gebruik gemaakt moeten worden; door

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 28