4.3. Voorstel Voorgesteld wordt op de bijbladen de voor naamste topografische details af te beelden en bij te houden en wel: wegen, stromen, slo ten, bruggen en stenen gebouwen. De bijhouding van veranderingen in de topo grafie zal in de gebieden, welke op kaarten 1 2000 afgebeeld zijn, in het algemeen langs fotogrammetrische weg kunnen geschieden, indien hier geen terrestrische metingen van nieuwe kadastrale grenzen nodig zijn. Is de kaart met behulp van terrestrische metingen vervaardigd, dan dienen de nieuwe gebou wen, welke door middel van fotogrammetrie in kaart worden gebracht, op een bijzondere wijze te worden voorgesteld. De gebouwen, welke dicht bij kadastrale grenzen staan zul len terrestrisch moeten worden aangemeten. In gebieden, welke op kaarten 1 1000 (en 1 500) zijn afgebeeld, zullen de veranderin gen in de topografie 'tijdens de bijhoudings- metingen voor de kadastrale grenzen terres trisch opgenomen moeten worden. In deze gebieden zal meer voor de bijhouding der grenzen worden gemeten dan elders. Boven dien zullen hier de meeste topografische de tails, welke aan verandering onderhevig zijn, gebouwen zijn, zodat van fotogrammetrische bijhouding geen winst te verwachten is. RIJKSDRIEHOEKSMETING EN HOOFDPUNTEN NET Rijksdriehoeksmeting De Nederlandse Rijksdriehoeksmeting werd in de jaren 1885 tot 1928 uitgevoerd door de Rijkscommissie voor Graadmeting en Water passing (thans Rijkscommissie voor Geode sie). Aanleiding tot de uitvoering van een triangulatie in Nederland was het verzoek dat de Pruisische regering in 1861 tot de Neder landse regering richtte inzake deelneming van Nederland aan een Europese graadmeting ten behoeve van de vorm- en groottebepaling der aarde. Een driehoeksnet dat in de jaren 1802 tot 1811 was gemeten door generaal baron Krayenhoff werd na een zorgvuldig onder zoek door Prof. Cohen Stuart ongeschikt be vonden om als Nederlandse bijdrage aan deze graadmeting te dienen en aan Prof. Stamkart werd opgedragen een geheel nieuwe drie hoeksmeting uit te voeren. Ook de resultaten van deze triangulatie voldeden bij lange na niet aan de gestelde eisen en in 1884 werd aan de in 1879 ingestelde Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing verzocht de uitvoering op zich te willen nemen van een driehoeksmeting welke zou voldoen aan de eisen die voor de bijdragen aan de Euro pese graadmeting waren opgesteld. Voor deze graadmeting zou een wijdmazig driehoeksnet voldoende zijn geweest, maar van het begin af aan heeft bij de Rijkscom missie de bedoeling voorgezeten om aan deze driehoeksmeting nog een secundaire trian gulatie te verbinden ten behoeve van de kadastrale hermetingen. Hoewel de regering hier aanvankelijk zeer afwijzend tegenover stond en niet bereid bleek de vereiste toe stemming voor de uitvoering van deze secun daire driehoeksmeting te verlenen, werd bij de verkenning van het primaire net toch reeds rekening gehouden met een latere ver dichting voor het kadaster. Dit geschiedde 244 door Ir. H. van den Berg, Hoofd van de Bijhoudingsdienst der Rijksdriehoeksmeting

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 32