246 niet verzekerd en voor het grootste deel zijn zij dat ook nu nog niet, met als gevolg dat hier de geconstateerde wijzigingen aan de richtpunten niet kunnen worden verholpen. Dit is bijzonder te betreuren en het heeft in de latere jaren veel afbreuk gedaan aan de betrouwbaarheid van de coördinaten welke voor deze punten werden gepubliceerd. Reeds tijdens het werk van de Rijkscommis sievoor Graadmeting en Waterpassing bleek dat de torenspitsen vrij veel aan veranderin gen, als gevolg van restauraties en vernieu wingen, onderhevig zijn. Op advies van de Rijkscommissie werd daarom in 1929 de Bij- houdingsdienst van de Rijksdriehoeksmeting in het leven geroepen, die tot taak kreeg het oorspronkelijke net van door de Rijkscommis sie bepaalde punten in stand te houden en daaraan zo nodig nog nieuwe punten toe te voegen. Het in bruikbare staat houden van de punten welke van vastleggingsbouten wa ren voorzien leverde geen moeilijkheden op, hier konden vrij eenvoudig nieuwe centrerin gen worden uitgevoerd. Bij de vele ongecen treerde punten was dit niet mogelijk en wan neer er met een dergelijk punt iets gebeurt zal het als R.D.-punt moeten worden ge schrapt of geheel opnieuw als nieuw punt moeten worden bepaald. De storingen welke kunnen optreden zijn van velerlei aard en beperken zich niet tot ver anderingen aan het richtpunt. Door restau raties van het bouwwerk gaan dikwijls vast leggingen verloren, waardoor geen hercen- treringen kunnen plaats hebben, sommige punten worden onbruikbaar door verzakkin gen van de bouwwerken (slechte funderin gen) waardoor ook de nog aanwezige vast leggingsbouten onbetrouwbaar worden en het aantal punten dat als gevolg van afbraak, brand of andere oorzaken geheel verdwijnt is ook nog vrij aanzienlijk. Om al deze redenen moesten er in de jaren tussen 1929 en 1961 niet minder dan 1338 R.D.-punten geschrapt worden. Een groot aantal van deze punten werd door de Bijhou- dingsdienst opnieuw bepaald en zij zijn dus niet allemaal verloren gegaan, maar wel is het zo dat zij zodanig gestoord zijn geweest dat herstel door nieuwe centreringen niet meer mogelijk was. Toen de Rijkscommissie in 1929 haar taak overdroeg aan de Bijhoudingsdienst der Rijksdriehoeksmeting, moesten er in de gro tere steden nog vrij veel punten bepaald worden. Dit aantal bleek zo groot te zijn dat, ondanks het feit dat een niet onaanzienlijk aantal punten door storing verloren ging (zie hierboven) het aantal R.D.-punten toch steeg van 3483 in 1929 tot 5255 in 1961. Van deze punten waren er 3398 direct bij hun bepaling van vastleggingen voorzien, terwijl 1857 pun ten ongecentreerd bleven of pas jaren na hun bepaling werden gecentreerd. Om dit korte statistische overzicht te beëindigen volgt hier dan nog dat van deze 5255 punten er 2245 behoorden tot het oorspronkelijke door de Rijkscommissie bepaalde puntennet, terwijl de resterende 3012 punten door de Bijhoudings dienst werden bepaald, hetzij als geheel nieu we punten of als opnieuw bepaalde punten van het oorspronkelijke net. In 1955 verscheen van de commissie welke belast was met de samenstelling van een nieu we H.T.W. voor het kadaster een nota over de theoretische zijde van het werk van de Bijhoudingsdienst der Rijksdriehoeksmeting. De commissie zegt in deze nota dat aanvaar ding van het begrip van de relatieve nauw keurigheid tot gevolg heeft gehad dat in de HTW de invoering van een stelsel van hoofdpunten wordt aanbevolen naast de pun ten van het net der Rijksdriehoeksmeting. De verzekering van deze beide puntengroepen zal met de uiterste zorg uitgevoerd en be waakt moeten worden, opdat het coördina tenstelsel voldoende vast aan het terrein ver ankerd wordt en blijft. Dit houdt voor R.D.- punten in dat verandering van coördinaten slechts na ernstige overweging en na een zorgvuldige overweging van alle gevolgen zou mogen geschieden en wel hierom omdat veel R.D.-punten ook deel uitmaken van pun- tenvelden die door het kadaster en andere diensten werden bepaald. Om nu deze moei lijkheden te vermijden is het gewenst dat het aantal R.D.-punten niet groter wordt dan beslist noodzakelijk is en de commissie advi seert dan ook het aantal R.D.-punten te gaan beperken. De commissie meent dat dit advies steun vindt in de ervaring die in de landmeet kundige praktijk is opgedaan en waarbij is gebleken dat een te groot aantal R.D.-punten eerder een belemmering voor het ontwerpen van een meetkundige grondslag is dan een voordeel. Deze nota was aanleiding tot een gesprek tussen de leiding van de Rijksdriehoeksme ting en de HTW-commissie, waarbij vastge steld werd dat: ,.de Rijksdriehoeksmeting zal moeten zor gen voor de opbouw en de instandhouding van een zo homogeen mogelijk puntennet.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 34