247 Zij zal zich hebben te onthouden van een te grote detaillering van dit puntennet en zich op het standpunt moeten stellen dat het net van R.D.-punten niet anders moet zijn dan de grondslag voor het bepalen van andere meetkundige grondslagen, hetgeen betekent dat in het R.D.-net niet meer punten zullen mogen worden opgenomen dan noodzakelijk is voor een theoretisch verantwoorde bepaling van de meetkun dige grondslagen der landmeetkundige diensten." Deze zelfde kwestie werd daarna ook bespro ken in de Subcommissie voor de Triangulatie van de Rijkscommissie voor Geodesie, het geen tenslotte leidde tot het opstellen van de volgende conclusies: a. door de Rijksdriehoeksmeting moet een net van punten worden samengesteld en instandgehouden dat in alle opzichten vol doet aan zeer hoge eisen van nauwkeurig heid; b. dit net van R.D.-punten moet worden ge zien als de grondslag waarvan de land meetkundige diensten kunnen uitgaan voor de bepaling van hun eigen plaatse lijke puntenvelden; c. de dichtheid van het R.D.-net zal zodanig moeten zijn dat regelmatig bijhouding van het net mogelijk is, waarbij in grote mate rekening zal moeten worden gehouden met de behoefte van de gebruikers en met de aard van het terrein. De punten a en b spreken voor zichzelf en behoeven geen nadere toelichting; het gestel de in punt c is echter heel wat moeilijker en over de vraag wat nu de vereiste puntdicht heid van het R.D.-net is kan zeer verschillend gedacht worden. Toch kan hierover, zij het ook met de nodige reserve, wel iets gezegd worden. In de eerste pilaats is er in de HTW van 1956 bij het opstellen van methoden voor puntsbepaling door de praktijklandmeter re kening gehouden met een afstand tussen de R.D.-punten van 1 a 2 km in de stedelijke gebieden en van 5 a 10 km in de meer lande lijke terreinen. Daarnaast heeft de ervaring met terreins situaties uitgewezen dat in de meer begroeide en de geaccidenteerde gebieden de afstand tussen de R.D.-punten niet groter dan 5 a 6 km zal moeten worden, omdat door onzicht baarheid of onbereikbaarheid steeds een aan tal punten niet gebruikt zal kunnen worden. zodat een zekere keuze voor de gebruiker mogelijk moet blijven. Aangetekend kan hierbij nog worden dat vooral een regelmatige verdichting van het R.D.-net van belang is, terwijl er bovendien rekening mee zal moeten worden gehouden dat R.D.-stenen voor de gebruikers slechts een zeer beperkt nut hebben, vooral omdat deze stenen zich dikwijls bevinden op plaat sen die thans veel minder toegankelijk zijn dan vroeger toen deze stenen werden ge plaatst. Uitgaande van een puntdichtheid van 1 km in de stedelijke bebouwingen en van ongeveer 5 km in de landelijke gebieden komt men dan tot een R.D.-net van ongeveer 2900 punten, welk aantal als een minimum moet worden beschouwd omdat de behoeften van sommige gebruikers het waarschijnlijk nodig zullen maken dat hier en daar een nog iets geringere dichtheid zal moeten worden aangehouden, terwijl bovendien de schatting van het aantal punten in de stedelijke bebouwingen bijzon der moeilijk was, zodat ook hier met een flin ke speling rekening gehouden moet worden. Tot besluit van dit gedeelte nog een enkel woord over de samenstelling van het toekom stige R.D.-net. Hierin zullen, zoals wel van zelf spreekt, in de eerste plaats worden opge nomen de nog bestaande punten van het eerste-orde-net (hoekpunten van het primaire driehoeksnet en tussenpunten)Ook de se cundaire punten van de eerste rang zullen worden gehandhaafd, zij het dan met de no dige aanvullingen in de gebieden die van oor logshandelingen te lijden hebben gehad. Voor de punten van lagere orde zal een keus moe ten worden gemaakt uit reeds bestaande R.D.-punten, terwijl bovendien een aantal ge- he-el nieuwe punten aan het net zal moeten worden toegevoegd. Voor de samenstelling van dit net van lagere orde punten zal over leg met de landmeetkundige diensten noodza kelijk zijn. Voor zover reeds bekende en bij hun bepaling direct gecentreerde, lagere orde punten worden opgenomen zal er een herbe rekening van coördinaten plaats hebben uit vroeger gemeten richtingen en zo nodig nieuw gemeten richtingen. Van de vroegere metingen zullen dan alleen richtingen worden gebruikt naar en van punten die in het her ziene net zijn opgenomen, waarbij bovendien rekening zal worden gehouden met de eis van een homogene opbouw van het net. Alle reeds bestaande R.D.-punten die niet gecentreerd zijn en die wel worden gehandhaafd zullen geheel opnieuw moeten worden bepaald en

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 35