Al in 1958 ontstond als product van de Duitse
firma Zuse een apparaat, dat in staat was
om met ponsbandbesturing punten met een
precisie van 2/100 mm in kaart te brengen.
Aan de hand van op het terrein gemaakte
schetsen met de positie van de afzonderlijke
punten ten opzichte van elkaar, behoefde de
automatisch vervaardigde puntentekening
alleen nog maar door het verbinden van de
punten te worden vervolmaakt.
Daar het hier tekeningen voor de ruilver
kaveling van betrekkelijk eenvoudige aard be
trof, maar met zeer hoge eisen aangaande
nauwkeurigheid, was deze oplossing al een
zeer waardevol tussenresultaat op de weg
naar een geheel automatisch apparaat, dat nu
nog in staat moest kunnen zijn zelfstandig
rechte lijnen en kurven te tekenen en de kaart
te voorzien van tekens, symbolen en verdere
aanduidingen.
Dit apparaat werd daarom ook in deze uit
voering niet verder gebouwd, maar er werd
gelijk gestart met de ontwikkeling van een
geheel automatische Graphomat Z64.
In het hierna volgende beschrijven we weer
iets uitgebreider de werkwijze van deze elek
tronische coördinatograaf om weer een in
druk te geven met welk een vindingrijkheid en
technisch bestand gepoogd wordt te voldoen
aan de vraag naar elektronische tekenauto
maten.
Bij de thans in gebruik zijnde tekenautomaten
onderscheidt men 2 grondbeginselen:
a. de zgn. teruggekoppelde positiebesturing
b. de snelheidsbesturing
In het eerste geval staat de tekenkop van het
apparaat in verbinding met 2 positiegevers,
die volgens een zelfde beginsel werken als de
hiervoor beschreven rasterschijf van de auto
matische planimeter of de gecodeerde rand-
verdeling van de theodoliet. Deze positie
gevers brengen de positie van de tekenkop,
d.w.z. zijn coördinaten, over in een elektro
nisch register. Door een ponskaart of pons
band worden nu de coördinaten van het vol
gende punt in een parallel-register ingelezen.
De inhoud van beide registers wordt verge
leken en eventuele verschillen in spannings
waarden omgezet.
Met deze spanningswaarden worden twee
zgn. servomotoren aangedreven, die de teken
kop in de richting van het nieuwe punt be
wegen.
Hierbij ondergaan de door de positiemelders
aan het ene register gegeven waarden steeds
wijzigingen, totdat deze tenslotte overeen
komen met de waarden van de ingelezen
coördinaten. Het spanningsverschil is nul ge
worden, en de servomotoren komen tot stil
stand. en het volgende punt wordt door elek
tronische besturingsinrichting overgebracht
naar het invoerregister door middel van pons
banden.
Door speciale elektronische schakelingen,
zgn. analogie-schakelingen, kan nu bewerk
stelligd worden dat de weg van de tekenkop
niet het lineaire spanningsverschil volgt, maar
zich langs een bepaalde baan beweegt. In het
eenvoudigste geval is dit een rechte lijn, maar
met bijzondere schakelingen kunnen ook cir
kelvormige en parabolische banen worden
beschreven.
Met de in te lezen coördinaten van een punt
wordt dan telkens tegelijk nog een kenmerk
op de ponsband geregistreerd, dat nu de se
lectie van de betreffende verbindingslijn be
werkstelligt.
In Duitsland wordt in de geodesie bijna uit
sluitend de Graphomat gebruikt die reeds in
verbinding met de ontwikkeling van de auto
matische zeekaartering werd genoemd. Dit ap
paraat werkt volgens het principe van de snel
heidsbesturing.
De tekenkop kan in de X- en in de Y-rich
ting met een bepaalde snelheid worden aan
gedreven. Bij een bepaalde snelheidscombi
natie loopt de tekenkop in een rechte lijn.
Varieert men deze snelheden, dan beweegt de
tekenkop zich in een baan die door overeen
komstige selectie van snelheidscombinaties
elke willekeurige curve, ook van de meest in
gewikkelde wiskundige vorm, kan zijn.
Deze verschillende snelheidsfasen worden ge
realiseerd in 2 overbrengingsinrichtingen, die
werken als een overbrenging van een auto
mobiel, maar dan met 32 verschillende snel
heden.
Daar een voortdurende snelheidswijziging
niet plaatsvindt, wordt een curve niet in de
ideale wiskundige vorm weergegeven, maar
als een reeks korte rechte lijnen. Daar de
lengte van de kortste lijn echter 0,03 mm kan
bedragen, en de streepdikte van de kurve in
het gunstigste geval 0,1 mm is, vallen de af
wijkingen van deze vectorenreeks van de
ideale curvevorm voor het oog niet op.
260