274 varieerde van ongeveer drie tot vijf en een halve meter onder maaiveld. Ook in de opbouw van de funderingen waren verschillende bouwperioden te herkennen. Zo ziet u op foto 3 een gedeelte van de boogfun- dering op houten kespen met een aanlegdiepte van -f 0,30 N.A.P., die zich onder de renais sance voorgevel bevindt. Vermoedelijk is dit vroeger een stenen wal geweest, waar men via de bogen onderdoor kon varen. In fig. 2 is met een pijl de plaats aangegeven, waar de foto's zijn gemaakt. Bij de voorgevel heeft men nog een waterput ontdekt, die gefundeerd was op een tonvor- mige onderbouw, aanlegdiepte 2.40 N.A.P. (zie foto 4) In de poort o.a. vond men funderingen met versnijdingen die waren gebouwd op kruise lings opgestapelde houten roosterwerken, rus tend op de kleibank met een aanlegdiepte van —2.00 N.A.P. De kwaliteit van het metselwerk verschilde bij al deze fundaties plaatselijk sterk, zodat de samenhang te wensen over liet. Bovendien be vindt de vaste zandlaag zich hier op 14 m N.A.P., zodat nergens op voldoende draag vermogen der ondergrond kon worden gere kend. Hierdoor is het gebouw sterk aan ver zakking onderhevig, zoals uit lodingen en de deformatiemetingen gebleken is. De helling naar de rivierzijde van de voor- en achtergevel bleek nog een andere oorzaak te hebben. Uit het onderzoek bleek, dat de constructie van het gebouw onvoldoende was om het gewicht van de in 1692 aangebrachte toren te dragen, ondanks de toentertijd hier voor aangebrachte extra voorzieningen. Hier door is het gebouw gaan schranken, waarbij de voorgevel ter plaatse van de poortingang slechts tot 7.00 N.A.P. verticaal bleef staan door de stijfheid van de noord-zuid tus senmuren, welke de poortdoorgang vormen. Zodoende „buiktde voorgevel daar ,,uit" (foto la). Het labiele evenwicht van het gebouw wordt dus nog gehandhaafd, voorzover het de voor gevel betreft door de poortingang en de be lendende percelen, voor de achtergevel uitslui tend door de voornoemde belendende per celen en het slechte constructieverband met de voorgevel. Het extra zakken van de poort aan de noord oostzijde heeft het schranken van het gebouw ongetwijfeld bevorderd. De voorgevel helt nu max. 60 cm gerekend over twaalf meter hoogte en de achtergevel max. 82 cm. Men kwam tot de conclusie dat de groothoofds- poort snel gerestaureerd diende te worden en gaf hiertoe opdracht. De opdracht tot het op stellen van een restauratieplan is in handen gelegd van de architecten Ir. J. Kruger te Voorburg en W. v. d. Berg Ing., chef van de afd. restauratie van onze dienst. Dit is ge schied in samenhang met de sanering van de verdere omgeving. De constructieberekenin gen worden uitgevoerd door de Civiele Afde- deling van onze dienst. Drie dimensiemeting Naar aanleiding hiervan werd ons de op dracht verstrekt van het gehele gebouw een zodanige opmeting te maken, dat alles van het gebouw bekend is. Hiermede werd bedoeld alle muurdikten, hellingen van vloeren en muren en de situatie van de diverse verdie pingen zowel in horizontale als in verticale zin, alles in één onderling verband. Wij heb ben hiertoe in het gebouw twee schietloden opgehangen reikende van -f- 14.40 N.A.P. tot -j- 3.30 N.A.P. Het verticale vlak gevormd door deze twee schietloden benuttende als meetvlak hebben wij op de N.A.P. hoogten -f- 3.30, 7.00, -f- 10.70 en -j- 14.40 een Foto 3: Een fragment van de boog fundering op houten kespen, ontdekt tijdens opgravingen ten behoeve van het funderingsonderzoek.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 10