275
Foto 4: Een waterput met een tonvormigc onderbouw,
toevallig ontdekt juist naast het fundament.
Foto 5: fundering met trapvormige versnijdingen rus
tend op kruislings opgestapelde roosterwerken.
horizontale doorsnede door het gebouw ge
maakt. We zien in fig. 1 een gedeeltelijke op
meting van de -f- 3.30 doorsnede en in fig. 5
(verticale doorsnede 2) zijn deze vier door
sneden aangegeven.
De muren werden zowel binnen- als buiten
waarts gemeten; binnenwaarts aan de schiet-
lodenlijn. buitenwaarts door, bij voorkeur
evenwijdige, omzetting van deze schietloden-
lijn.
Eén van deze omgezette lijnen is AD in
fig. 1. Om dc buiten-aanmetingen op -|- 7.00;
-j- 10.70 en -j- 14.40 N.A.P. te realiseren
werd in A de theodoliet opgesteld en op D
gericht. Door draaiing van de kijker om de
tweede as kon nu elk gewenst punt van de
muur afgelezen worden zodra daar een duim
stok of baak horizontaal tegen werd gedrukt.
Om de hoger gelegen punten te bereiken werd
o.a. gebruik gemaakt van een brandweerlad
der.
Er werd continu in drie dimensies gemeten.
Immers alvorens van een punt een loodlijn
kon worden genomen moest eerst het meet-
vlak (bijvoorbeeld -f- 3.30 N.A.P.) worden
uitgezet door middel van een waterpassing.
Dit was noodzakelijk omdat de muren zo
sterk helden. Hierna zijn vier verticale door
sneden gemaakt, zoals aangegeven is in fig. 2.
In fig. 4 zien we de opmeting van doorsnede
2 ook weer t.o.v. het schietloden en
t.o.v. N.A.P.
De maten in het N.A.P. vormden voor deze
profielen de hoofdmoot. Om op één verdie
ping alle N.A.P.-punten zoveel mogelijk van
uit één opstelling te kunnen aflezen, werd,
zodra een te meten punt boven de vizierlijn
uitkwam, de baak omgekeerd tegen het punt
gedrukt en de aflezing bij de vizierlijn opge
teld.
Waren de te meten hoogteverschillen som
tijds groter dan drie meter, dan werd de baak
vervangen door de meetband; hierbij werd het
beginpunt tegen het te meten punt gehouden
en de haspel als schietlood" gebruikt. Zo
doende konden we bijvoorbeeld bij het trapgat
vanuit één begane grond standplaats op elke
etage een hoogte aangeven.
Deze werkwijze verliep zeer snel.
Indirecte meting
Van de toren behoefden we slechts de helling
en de globale omtrek te weten. Daartoe heb
ben we zes markante punten van de toren in
direct vastgelegd (zie nrs. 1 t/m 6 in fig. 6).
Na het kaarteren van deze punten kon de