279
gaan, maar in 1607 woonde in 't Wijnhuys
ook een notaris, tegelijk herbergier. Het kwam
dus meer voor.
I
Van Linschoten was van 1597 af stadsthe-
saurier, en voogd van het ziekenhuis van 1606
af tot aan zijn dood. Toen hij op 2 april 1595
(het stuk vermeldt: anno XCV) trouwde met
Reinu Meinertdochter Semeijns op de Oos
terhaven (een 30-jarige weduwe, dochter van
de burgemeester van Enkhuizen), woonde hij
zelf in de Breestraat. Zijn eerste kind werd
reeds op 24 augustus d.a.v. gedoopt. Waar
schijnlijk is dat kind vroeg gestorven: het
wordt tenminste in het testament van de moe
der (van 1613) niet genoemd. Men zegt wel
dat de bijvoeging „van Linschoten" aan zijn
naam voortkomt uit het feit, dat zijn familie
uit dat Utrechtse dorp afkomstig is, maar aan
de namen van zijn familieleden ontbreekt dat
verlengstuk.
Voorzover bekend, had V. Linschoten drie
broers en één zuster.
Enkhuizen, waar hij opgroeide, was toen een
stad van betekenis, zowel politiek en econo
misch, als op godsdienstig terrein. Volgens
Guicciardini (1567) was het zelfs de belang
rijkste Nederlandse stad na Amsterdam. Dit
lijkt echter overdreven, als men ziet, dat het
inwonertal tussen 1550 en 1590 verviervou
digde en Enkhuizen toen eerst de zesde stad
was. Het is bekend dat Den Briel in 1572 als
eerste stad de zijde van de Prins koos. Van
Enkhuizen uit bezetten de opstandige Neder
landers (na de val van Haarlem in 1573)
Hoorn en Medemblik. De toenmalige gerefor
meerden preekten reeds in het openbaar en in
een kerk; de Rooms-katholieken moesten
spoedig elders onderdak zoeken. Van Lin
schoten had het vertrouwen van de Aarts
bisschop maar zijn voor een R.K. ge
lovig man te vrijmoedige uitingen wijzen
reeds naar een misschien aanstaande over
gang. Zijn schijnbaar onnodige ontboezemin
gen in het reisjournaal van 1594 zijn Calvinis
tisch getint.
Van Linschoten voer reeds in 1579, dus op
16-jarige leeftijd, uit. Hij wilde naar zijn
broers in Sevilla (die daar, ondanks de oor
logstoestand, rustig konden verblijven en han
deldrijven). Daar was hij inderdaad in 1580.
Hij verhuisde in dat jaar naar Lissabon, waar
hij twee jaar bleef en o.m. de officiële intocht
van Philips II als koning kon beschrijven.
Aanvankelijk trad hij op als secretaris; in
1583 kon hij door bemiddeling van zijn broer
Willem, die daar dienst deed als „pilot", mee
varen op het schip, waarmee de nieuw ge
kozen aartsbisschop Vicenta da Fonseca naar
Goa in Portugees Voor-Indië reisde. De route
was naar de trant van die tijd streng geheim.
Hij vertelt later van die voorspoedige vijf-
maandsreis in zijn publikatie „Carreira
route) da India". De aartsbisschop diende hij
vijf jaren en hij bleef nog in zijn dienst (na
Fonseca's vertrek in 1586) „om zijn renten te
ontvangen en zijn huis te onderhouden". Na
het overlijden van deze in 1588 en nadat hij
tevens vernomen had dat zijn vader en broer
waren gestorven, ging hij scheep op het
peperschip „Santa Cruz", bereikte na veel
avonturen in 1592 Lissabon en kwam na een
afwezigheid van \2x/i jaar met het schip
„Driekoningen" in Enkhuizen terug.
Met behulp van de Zuid-Nederlander Cor-
nelis Claeszn gaf hij daarna zijn reisverhaal
uit in Amsterdam (1596). Het is een monu
mentaal werk, voorzien van belangrijke kaar
ten van Portugese origine. Deze Corn.
Claeszn nam ook de financiële kant van het
vervaardigen dezer kaarten voor zijn reke
ning. Enkele van deze stukken ziet u hier
afgebeeld.
Behalve genoemde Claeszn werkte nog Lin-
schoten's plaatsgenoot Dr. Bernardus Palu-
danus mee. Belangrijk voor ons is zijn Reijs-
geschrift van de navigatiën der Portuga-
loijsers in Orienten"omdat deze zeemans
gids geheel zijn eigen werk is. De hierin voor
komende zeilaanwij zingen heeft hij „met
grooter neersticheijt ende correctie bij één
vergadert, ende uyt die Portugaloysche ende
Spaensche in ons ghemeene Nederlantsche
tale ghetranslateert ende overgheset".
Een Franse uitgave verscheen in Amsterdam in
1610. Franse herdrukken kwamen uit in 1619 en
1638 (bijzonderheden vindt men o.m. in Warn-
sinck, Itinerario, deel IV en V, uitgegeven in
1939). Dit werk bevat de basis van de Neder
landse scheepvaart naar die gewesten, tegelijk een
geduchte concurrent voor de Portugezen.
Belangrijk ook is zijn vertaling van het
Spaanse werk ,,Historia natural y moral de
las lndias" van Josephus de Acosta. Het ver
scheen in 1598 te Enkhuizen.
Na twee jaar, in 1593, voer Van Linschoten
als commies op de „Mercurius" uit met de
bedoeling, samen met de Zeeuwse „Swane",
via de Karische Zee, de China-route te ver
kennen. Hij vergezelde ook Willem Barentsz
als supercargo ladingmeester) op diens
eerste twee reizen op zoek naar een noorde-