Een document van 1596 uit het archief van
notaris Cloetenius, nu in het Rijksarchief te
Haarlem, bevat hun beider handtekening. Zij
kenden elkaar dus goed. Ook niet-ingewijden
kennen zeker Waghenaer's in 1584/1585
verschenen atlas „Spieghel der Zeevaerdt",
die de uitstekend in kaart gebrachte kusten van
W.- en N.-Europa bevat. Een verbeterde uit
gave van dit werk kwam als „Thresoor der
Zeevaert" in 1592 op de markt. Uit die beide
stelde hij het ,,Enkhuyser Zeecaertboeck"
samen in 1598, waarin ook brieven van Jan
Huygen van Linschoten zijn verwerkt.
Waghenaer dankt in de voorrede van zijn
uitgave Van Linschoten voor diens hulp.
Wederkerig hielp deze hem weer bij de com
pilatie van genoemd Zeecaertboeck.
In 1606 was Van Linschoten lid van een com
missie, die de oprichting van een West-
Indische Compagnie moest voorbereiden en in
1611 zou hij advies moeten uitbrengen over
een voorgenomen reis van Jan Corneliszoon
May naar het Noorden. Hij was opgeroepen
op 2 februari, maar moest verstek laten gaan:
reeds de 8e daaraanvolgende was hij over
leden. Even tevoren had hij aan de Staten-
Generaal om pensioen verzocht. Dit werd ge
weigerd, maar wel ontving hij een geldelijke
„vereringde Staten, aan wie het werk is
opgedragen, betaalden hem 300 ponden van
XL grooten 't stuck. Blijkens het Ordonnan
tieboek van de Staten 15861602 werd dit
bedrag op 8 maart 1597 uitbetaald. Enige
weken later kreeg hij nog 200 p.
Zijn hoofdwerk, de Itinerario (het origineel
van 1596 „gedruckt bij Corn. Claesz op
't water in 't Schrijfboeck bij de oude
Brugghe" is in het Scheepvaartmuseum te
Amsterdam) bestaat uit 99 capittels. Hierin
geeft Van Linschoten ons lange aardrijkskun
dige uiteenzettingen, historische verhande
lingen over de ontwikkeling van Voor-
Indische staten, maar ook levendige taferelen
van de vreemde samenleving in Goa, een op
somming van munten, maten en gewichten en
ontelbaar vele andere zaken. Al met al, zoals
een Engels commentator het omschrijft ,,a
virtually perfect information". Meer dan
30 platen illustreren de tekst; de meeste tonen
ons de inwoners en hun zeden en gewoon
ten; 6 er van zijn topografische prenten. De
prenten en tekeningen zijn van hemzelf; van
de 6 kaarten is de generale caerte een wereld
kaart van Plancius van 1594, gegraveerd door
Ioannes a Duetecum iunior; de 5 andere heeft
Van Linschoten laten graveren door de be-
281
kende graveurs Arnoldus en Henricus van
Langren. Alleen die van de Oost-Indische
Archipel met Japan is gedateerd (1595). U
kunt er zich van overtuigen, dat ze fraai zijn
uitgevoerd. De kaarten sluiten niet altijd aan
bij de tekst. Het beste is in dit opzicht wel de
kaart van Amerika.
Als men bedenkt, op welke jeugdige leeftijd
een groot deel van zijn werk ontstond zo
tussen 21 en 26 jaar dan moet zijn scherpe
waarneming wel als uitzonderlijk worden be
schouwd. Ook zijn kennis van andere talen en
van de literatuur was opmerkelijk, temeer
waar hij autodidact was als zovele uitlopers in
die tijd. Zelfs als men constateert, dat zijn
lengte- en breedtebepalingen niet nauwkeurig
zijn, dan is toch zijn betrekkelijke nauwkeu
righeid voor die tijd al bijzonder genoeg.
De beschrijving van het eiland Mozambique
wordt geïllustreerd met een kaart van Van
Linschoten, evenals andere gegraveerd door
Ioannes a Doetecomius iunior, ongedateerd,
voorzien van de 32-puntige kompasroos. Zijn
kaart van Goa (1595), sculp. Baptista a Doe-
techum, met een verklaring van Portugese
woorden en van de voornaamste plaatsen van
de stad en het eiland toont ons een bergland
schap in reliëf, de stadsstraten en een 16-
puntige roos. (Deze Baptista a Doetechum
graveerde in 1592 ook de Generale pascaerte
van Europa, opnieuw gemaact en allen plaet-
sen gecorrigeert, van Lucas J. Waghenaer.)
Een volledige beschrijving van de interessante
kaarten bespaar ik u.
Toen hij na die grote reizen in het vaderland
terug was, trachtte hij al spoedig weer aan te
monsteren voor nieuwe ontdekkingsreizen
naar Indië, via de noordoostelijke doorvaart.
Door het geschil echter met Plancius over
deze route ontkwam hij aan de beruchte, in
onze geschiedenis zo bekende, overwintering
op Nova-Zembla.
Op de Itinerario zijn verschillende lofdichten ge
maakt. Die van Dr. P. Hoogerbeets zijn de beste.
Het publiek heeft deze uitgaven met interesse ont
vangen. In 1596 en 1604 verschenen drukken bij
Corn. Claesz, later in 1614 en 1623 treffen
wij edities aan van E. Cloppenburch in de
„Vergulden Bijbel" en in 1644 een herdruk van de
uitgever Everhardt Cloppenburch. Nog is er van
1663 een verkorte uitgave bekend. Volgen nog de
Duitse uitgaven 15981600, de Engelse 1598, de
Latijnse 1599 en 1614, de Franse 1610, 1619 en
1638, de veel latere Hakluyt-vertalingen en ein
delijk de uitgave Mart. Nijhoff in 1957 met biblio
grafie. Het Scheepv. museum bewaart ook de
Engelse vertaling. De kaarten, die het Reijsghe-
schrift bevat, zijn ontleend aan Nederlands kaart
werk van Petrus Plancius.