282
Kaart van Angra, gegraveerd door Baptista a Doete-
chum. In het midden onder het Latijnse opschrift leest
men: Affbeeldinge van de stad Angra met het slot op
het eijlant Fcrcera, welcke all de Eijlanden onderwor
pen zijn die men Azores ofte de Vlaemsche Eijlanden
noemt.
Door de rendentije des Bisschops en des conincks
governeur en Praet aldaer zijnde Fercera wel de groot
ste en rijekste van allen door het gewas en verhande-
linge van het Pastel. Door Jan Huygen van Lin-
schoten 1595.
Wij ontmoeten hem wel bij handelingen van
verschillende aard: zo staat zijn handtekening
en die van Wagenaer (hier zonder h ge
schreven) als getuige bij het transport van een
leen op 23 april 1596. Ook sloot hij verschei
dene bevrachtingscontracten af. Op 1 septem
ber 1601 noteert men in het Ordonnantieboek
eerder genoemd, dat V.L.250 ponden van XL
grooten ontving voor het boek „Voyage by
noorden om lancx Noorwegen In het
schepen-burgerregister van Enkhuizen is op
28 juni aangetekend dat hij in 1593 vertalin
gen uit het Portugees verzorgde. De veertig
gulden, die hij daarvoor had bedongen, wer
den door gedaagde niet betaald. Zo zijn er
vele bijzonderheden vastgelegd, ook betref
fende boedelscheidingen, borgstellingen e.d.
Wij kennen dan nog het testament van zijn
weduwe, d'eerbare Reynu Meinertsdr. van
30 augustus 1613, opgemaakt door Jan Codde
Willemsz, openbaer bij den Hove van Hol-
landt geadmitteerd notaris, tijdens haar ziekte.
Het octrooi voor het drukken en uitgeven van
de Reizen naar het Noorden (15941595)
werd blijkens het register der Resolutien van
de S.G. der Verenigde Nederlanden van
20 mei 1597 aan hem verleend voor 10 jaren,
hierin begrepen het afbeelden van de coursen,
de cacrte van de strate van Nassau, de pas-
caerte van de voyagie etc. In 1610 vroeg en
verkreeg hij, wegens uitstel van de uitgave,
vernieuwing van dat octrooi.
Hij was in 1606 lid van een comité dat de
mogelijkheden van de oprichting van een
West-Indische Compagnie moest onderzoe
ken: het 12-jarig Bestand ontnam de Neder
landers die kans.
Als hij iets langer had geleefd zou hij nog zijn
mening gezegd kunnen hebben over de uitrus
ting van de „Vos" en de „Kraai", die naar
het Noorden gingen. Zijn opvatting had dan
gestaan tegenover die van zijn antagonist
Petrus Plancius, die in een ode van Corn.
Taemsz, afgedrukt vóór zijn boekwerk, zelfs
„waancosmografist" genoemd wordt.
De „Reizen naar het Noorden" zijn geïllu
streerd met platen en landverkenningen, ge
graveerd door de bekende Ioannes en Bap
tista van Doetecum. De drukbewerkte titel
plaat (met kaartje van het Waygat) herinnert
aan die van Waghenaer's „Spieghel der Zee-