TIJD
313
door E. Draisma Ing.
waar blijft de tijd
Jules de Corte
Nu wij met dit nummer van Geodesia weer
een jaargang, reeds de zevende, afsluiten kan
het zin hebben ons voor een ogenblik bezig te
houden met het begrip tijd, tijdrekening en
tijdmeting en daarbij na te gaan of en in hoe
verre wij daarbij voordeel kunnen hebben
door ons te bedienen van de oren en ogen
van een landmeetkundige.
Immers het is met dat begrip tijd een enigs
zins vreemde zaak. Als we als jonge stichting
er aan denken hoe we nu reeds een zevende
jaargang voltooiden, vervult ons dat met een
zeker geluk: het stadium van het prille begin,
toen we af en toe even de adem inhielden om
te luisteren of het kind nog wel leefde, ligt
ver achter ons, we zijn het, eerlijk gezegd,
vergeten. We varen voort in het besef dat we
wél varen, naar het punt van ons tweede
lustrum. We groeien gelijk een kind
met de tijd mee dat wil zeggen we worden
ouder, groter, wijzer, belangrijker en wat
al niet meer van alleen maar goede zaken.
We meten onze betekenis, onze kwaliteit af
aan de tijdsduur van ons bestaan.
Natuurlijk, toegegeven, er zijn ook andere
zaken waaraan je de belangrijkheid van onze
stichting zou kunnen meten: het aantal leden,
het saldo van de penningmeester, de kwaliteit
van de artikelen in Geodesia, congressen en
tentoonstellingen. Zó kan de plaats van een
organisatie, evenals die van een punt, bepaald
zijn door meerdere coördinaten.
Tijd als coördinaat
Ja, dat ligt ons natuurlijk wel, de tijd te
waarderen als een coördinaat. Het kan een
poolcoördinaat zijn maar ook wel een lengte
maat, zoals dat bij apparaten als Tellurometer
en Geodimeter vertolkt wordt waar micro-
secunden meters en centimeters voorstellen.
Tijdverschillen zijn dan afstandverschillen.
Wie zich de leerzame artikelen van de heer
Haasbroek over de zonnewijzers -her
innert heeft onmiddellijk een beter voorbeeld
bij de hand. Tijd is dan een geografische
coördinaat of een hemelcoördinaat. Tijdver
schillen op aarde zijn te herleiden tot lengte
verschillen, maar men kan evengoed stellen
dat tijdverschillen worden veroorzaakt door
lengteverschillen. Ten tijde van de grote ont
dekkingsreizen heeft de lengtebepaling onze
voorouders zoveel hoofdbrekens gekost omdat
het hun ontbrak aan de juiste middelen om
de tijd en tijdverschillen te meten. Men kan
nu wel met behulp van een zonnewijzer tijd
stippen ter plaatse waarnemen, maar als men
dan niet ook tegelijkertijd ergens anders een
tijdstip markeert, heeft men nog geen maat
voor de plaatsbepaling net zo min als men
iets heeft aan een aflezing op de meetband als
men niet weet waar een ander streepje bij
voorbeeld het nul-streepje zich bevindt. Daar
om vallen op die oude kaarten die de ontdek
kingsreizigers samenstelden, de fouten in
oost-west richting op de lengtebepaling
mislukte wegens gebrek aan tijdmeters.
De Engelse regering loofde daarom in het
begin van de 18e eeuw een prijs van 20.000
pond uit, uit te reiken door de zg.n. Lengte
graadcommissie, voor de uitvinder van een
goede manier om op zee de lengtegraad te
bepalen. Zij werd daartoe niet geïnspireerd
door mannen van de wetenschap, het waren
de reders die er om verzochten. De mo
tieven waren dus van zakelijke en prak
tische aard. De betekenis was er niet minder
om. Want het ging er om een middel te heb
ben om de tijd van een bepaalde plaats op
aarde mee te nemen aan boord. Bijvoorbeeld
de tijd van Greenwich. De klokkenmakerij
stond toen al op hoog peil, maar de moeilijk
heid was dat de bestaande klokken, met ge
wichten en slingers, niet geschikt waren om
mee te nemen aan boord.
Het was geen kleine opgave! Wie de belang
rijkheid ervan wil inzien moet maar even bij
zichzelf nagaan hoe de 360° van de aard
omtrek overeenkomen met 24 uren, dus 15°
met 1 uur, 15 boogminuten met 1 tijdminuut,
1 boogminuut 1/15 tijdminuut of 4 seconden,
terwijl bedenkend dat die éne boogminuut,
aan de equator, overeenkomt met 1852 meter.
Eén seconde tijdverschil komt dan overeen
met 1852 4 463 meter.
Hoe dat met die klokkenmakerij tenslotte