43
coördinaten gebruik kunnen maken. Het ver
richten van dubbel werk kan hiermede wor
den vermeden.
Ir. van den Berg: De meest ideale toestand is
dat iedere gebruiker er van moet kunnen
uitgaan, dat de coördinaten, zoals ze door de
R.D. worden opgegeven, zonder meer kun
nen worden gebruikt. Zo hoort het te zijn,
maar zover is het nog niet. Er zijn nu nog
een aantal R.D.-punten, waarvan door res
tauratie aan de spits het richtpunt niet hele
maal betrouwbaar is. Als dit het geval is en
het betreft gecentreerde punten, heb ik het
vroeger in de landmeetkundige dienst zo ge
daan, dat ik zelf even een eenvoudige cen
trering ging meten om na te gaan of de pun
ten nog wel goed waren. In de meeste geval
len was dit ook wel zo. Ik ben het met mej.
Best eens, dat het prettig zou zijn als van
dergelijke metingen mededeling werd gedaan
aan de R.D., bij voorkeur met opzending van
de meetgegevens. In de praktijk gebeurt dit
ook wel. Als de metingen op een goede ma
nier zijn uitgevoerd, worden deze toegepast
en op de nieuwe R.D.-kaart wordt vermeld
door welke landmeetkundige dienst de coör
dinaten zijn bepaald. Wel is het verstandig
dat in dergelijke gevallen contact met de R.D.
wordt opgenomen en dat in overleg wordt
afgesproken wie de controle uitvoert, de R.D.
zelf of de dienst die het voorstelt.
De vraag hoe het met de realisatie van het
hoofdpuntennet staat is moeilijk te beant
woorden. In de H.T.W. van 1956 staat dat
het van belang is dat er hoofdpunten komen
en op dezelfde bladzijde (56) staat in een
noot, dat hiervoor nadere voorschriften zul
len komen. Deze voorschriften zijn er nog
niet. Het rapport van de Staatscommissie
wijst er nog eens op, dat het nodig is, dat van
elke meetkundige grondslag een aantal pun
ten op duurzame wijze wordt verzekerd. De
Staatscommissie zegt verder dat het kadaster
hierbij een leidende taak heeft en geeft ver
der hierbij een taak aan de voorgestelde Ka-
dasterraad. Het lijkt me nu zo, dat de dienst
leiding van het kadaster twee dingen kan
doen. Ze kan het advies van de Staatscom
missie volgen en het probleem voorleggen aan
de Kadasterraad. Dit zou inhouden dat er
voorlopig niets gebeurt. Ook zou de belofte
van de H.T.W. kunnen worden ingelost en
zouden er voorschriften gemaakt kunnen
worden voor de organisatie van het hoofd
puntennet. Maar dit zou weer betekenen, dat
de Kadasterraad voor een voldongen feit ge-
steld zou worden. Wat er nu werkelijk gaat
gebeuren weet ik niet. Het antwoord op deze
vraag kan niet door mij gegeven worden,
maar zal van de dienstleiding van het ka
daster moeten komen.
Vraag E. Schrikkema Ing.:
Deze is het met de heer Wolthuis eens, dat
er behoefte is aan een centraal archief van
vaste punten, waarvan bekend is, dat ze vol
doen aan de in de H.T.W. gestelde normen.
De bestaande archieven zijn in deze zin nau
welijks te raadplegen.
Ir. Wolthuis: Aan het net van hoofdpunten
wordt wel degelijk aandacht besteed. Aan
enkele bureaus is hiermede een aanvang ge
maakt, d.w.z. niet systematisch, maar daar
waar het bij een vernieuwing aan de orde
komt. Het begin is er.
Ik ontken dat de bestaande archieven nau
welijks te raadplegen zijn. Er zijn mij ten
minste drie bureaus bekend waar het uiter
mate eenvoudig is het centrale archief van
vaste punten te raadplegen. Aan het bureau
Groningen kunt u bijvoorbeeld alle gegevens
over een punt van het vaste puntennet binnen
vijf minuten krijgen. Het puntennet, dat aan
de H.T.W.-normen voldoet is afgebeeld op
topografische kaarten 1 25000, waarop de
kadastrale bladindeling is aangebracht en
waarop de hermeten gebieden zijn ingekleurd.
De nummers van de punten zijn opgenomen
in een kaartsysteem, zodat via deze kaarten
en veldplans of bijbladen in no time alle ge
gevens van de punten die nodig zijn gevon
den kunnen worden. Van het archief van
vaste punten wordt regelmatig gebruik ge
maakt.
Prof. Baarda: Het is een kwestie van een
merkwaardige samenloop van omstandig
heden, dat nu, negen jaar na het verschijnen
van de H.T.W., geconstateerd moet worden
dat het systeem van, of de administratie op,
de zgn. .hoofdpunten" niet gerealiseerd is.
Wat dan ook indertijd door ons voorzien
werd, dit zeker niet. Misschien kan het beste
gezegd worden, dat de ambtelijke molen een
bepaald deel van het voorstel van de
H.T.W.-commissie heeft vergeten, een deel
dat echter juist essentieel was. Wij realiseer
den ons toen nl. maar al te goed, dat men
niet zomaar een stelsel van hoofdpunten uit
de lucht kan laten vallen. Een nauwgezet on
derzoek is nodig, vóór vastgesteld kan wor
den of zekere bestaande verzekerde punten