45
gemeente een meetkundige grondslag heeft ge
legd en situatiemetingen heeft verricht. Men
is aan de sanering toe. Hij vraagt nu waarom
het kadaster niet meteen een blanco plan
maakt. Ik zou dit een werkplan willen noe
men en ik zou mij kunnen indenken, dat zo n
werkplan aangelegd wordt. Dit heeft het
voordeel dat de percelen of perceelsgedcelten
nauwkeurig bepaald kunnen worden. Bij het
invoeren van een werkplan is het altijd de
moeilijkheid op welk tijdstip dit moet gebeu
ren. Uit de brief lees ik, dat de sanering nu
gaat plaats vinden. Dit lijkt me inderdaad
wel het juiste tijdstip. De heer Kruiderink wil
dat het kadaster bijbladen (eilandkaarten)
maakt. Dit sluit aan bij wat ik reeds vanmor
gen gezegd heb, dat de mensen van gemeen
ten vaak zeggen: „Gemeentelijke kaarten
moeten raamkaarten zijn, maar jullie van het
kadaster moeten niet met raamkaarten begin
nen." Hiertegen wil ik niet al te positief stel
ling nemen.
In mijn artikel heb ik een artikel uit K. en L.
van de heer De Groot aangehaald. Misschien
hebt u dit er bij genomen, misschien ook niet.
Daarom wil ik kort even aanhalen wat de
heer De Groot in zijn artikel heeft geschre
ven. Hij wil een blad van 55 X 55 cm. Daar
op wordt een kaderlijn getrokken van
50 X 50 cm. Nu moet u zich voorstellen dat
er 2\ cm buiten de kaderlijn en 2\ cm binnen
de kaderlijn een strook komt en dat de per
celen, die door een van beide secundaire ka-
derlijnen worden gesneden, gesplitst worden
volgens de hoofdkaderlijn. De percelen die
binnen die twee secundaire kaderlijnen blij
ven, worden geheel op het betreffende blad
opgenomen. De eigenlijke kaderlijn wordt
dan een kartellijn. Hier zijn eigenlijk dezelf
de argumenten voor en tegen aan te voeren,
die ik ook in mijn artikel genoemd heb. Som
mige zijn wat minder belangrijk. Er zijn bij
voorbeeld minder percelen die gesplitst moe
ten worden. Ik heb dit cultuurgrenzen ge
noemd, wat niet helemaal juist is. Beter is het
te spreken van onzichtbare grenzen. Het aan
tal onzichtbare grenzen wordt met het sys
teem van de heer De Groot beperkt. Er zijn
echter enkele nadelen, die ten volle blijven
bestaan. Met name heb ik genoemd, dat de
grondslag van het kadaster gevormd wordt
door de gemeenten. Bij de bladen waar de
gemeentegrens op valt zullen er altijd moei
lijkheden blijven. Dit is een soort raamkaart,
die iets dichter komt bij de eilandenplans dan
de raamkaarten volgens strenge kaderlijnen.
L. van der Ende: Dit probleem is bij ons in
Vlaardingen juist aan de orde. Met het ka
daster als zodanig heeft dit niet zoveel te
maken. Daarmee hebben we goede samen
werking. We willen nu echter trachten een
goede kaart van Vlaardingen te maken want
die is er nog niet. Nu heb ik het idee in ver
band met de moderne materialen en -repro-
duktiemethoden geen raamkaarten te maken,
maar strookkaarten, d.w.z. bladen van 4 m
lang en 1 m breed (traplopertjes). Kan dit
idee hier reacties uitlokken?
Ir. Wi/tema: De grootte van de raamkaarten
is een secundair probleem. Of dit vierkante
of strookkaarten worden komt op de tweede
plaats. Eerst moet de vraag beantwoord wor
den of we raamkaarten moeten hebben vol
gens een strakke kaderlijn, zodat veel per
celen doorsneden worden. Of moeten we de
bestaande eilandbladen hebben, die door de
wegen begrensd worden? Voor de kadastrale
kaarten zijn de gebieden tussen de wegen
uitermate belangrijk. Er komen metingen
voor, die bij eilandenplans op één blad vallen
en bij raamkaarten op meerdere bladen. Nu
is dit allemaal niet zo erg, want we moeten
pas aan raamkaarten beginnen, als we alles
in het R.D.-stelsel hebben gemeten. Of dit
nu stroken of vierkanten worden is niet direct
van belang.
Prof. van der Weele: Over de handelbaar
heid en reproduceerbaarheid van deze bladen
is nog wel discussie mogelijk. Ik kan me voor
stellen, dat bij de huidige techniek de repro
duceerbaarheid geen probleem meer is, maar
dan blijft toch nog wel de vraag over of ieder
die belang heeft bij reprodukties over de in
stallaties beschikt, die behandeling van dit
soort onconventionele formaten mogelijk
maakt. Overigens is het formaat van de bla
den inderdaad niet zo principieel, als de keuze
tussen eilandenkaarten of raamkaarten, in
welke vorm dan ook.
Vraag P. S. Teeling Ing.:
Waf verstaat de heer Wolthuis precies onder
de districtsingenieur en wat bedoelt hij daar
precies mee?
Ir. Wolthuis: De districtsingenieur is in feite
een bij de belastingdienst nog onbekende
functionaris. Dat deze benaming in mijn op
stel bij herhaling werd geïntroduceerd heeft
wel een bijzondere bedoeling. Ik had natuur
lijk de bestaande benaming districtsland-