Schimmenspel en maatschappij 49 Voordracht door prof. ir. W. Baarda op de gemeenschappelijke bijeenkomst van N.L.F. en N.G.L. op 12 november 1965 te Arnhem Als laatste in de rij van sprekers die, begin nend met de juridische aspecten, de admini stratieve en landmeetkundig-technische as pecten van het werkstuk van de Staatscom missie inzake het kadaster presenteerden, heb ik heden het genoegen tot u het woord te richten. Iedere presentatie had een persoon lijke inslag, ik sluit mij hierbij aan. Vrijwel alle feitelijke, konkrete, zaken in het rapport werden reeds behandeld, mij rest geen keuze meer op dit gebied. Ik verwerf daarmee de vrijheid mijn eigen weg te kiezen. Een even betrekkelijke vrijheid als de Staats commissie, die zich boog over een staalkaart van wensen en klachten voortgekomen uit de maatschappij, met de opdracht recepten uit te schrijven, aanvaardbaar weer voor deze maatschappij. Een gebonden vrijheid dus, in naamgeving gebonden aan ,,het kadaster Ik voel mij evenzo gebonden door aanvaard baarheid van mijn woorden, maar niet door een begrip als „het kadaster", immers een dergelijke statische en absolute naamgeving gaat in tegen mijn gevoel. Aantrekkelijker is het te spreken over „het kadaster in zijn vrije en tevens gebonden ontwikkeling" en ik koos hiertoe als titel: Schimmenspel en maatschap pij. IHet rapport van de Staatscommissie is kort en daardoor leesbaar, zeker in een tijdvak waarin een ieder maar weinig tijd voor de ander schijnt te kunnen reserveren. Daar om lijkt het aantrekkelijk mijn beschouwingen bij de historische ontwikkeling aan te knopen waarop in het rapport niet kon worden inge gaan. Pas daardoor wordt een deel van de achtergrond duidelijk, de achtergrond waar tegen bepaalde zinsneden uit het werkstuk der staatscommissie werden geschreven en van waaruit andere zinsneden zijn voortge vloeid. Geliefd bij mij is de lectuur van het jubileum nummer van het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde bij het vijftigjarig bestaan van de gelijknamige vereniging, een publi- katie die de periode markeert waarin bij mij de gedachte opkwam de opleiding tot land meter te volgen. Ik lees daar over de strijd bij de oprichting van de vereniging, waar de wens het vak wetenschappelijk vooruit te brengen het won van streven naar positieverbetering. Boeiend is de gevoerde worsteling voor verbetering van rechtsregels bij overdracht van onroe rende zaken in verband met het werkgebied van kadasterambtenaren. Het resultaat: de Staatscommissie 1906. Even boeiend de strijd voor universitaire opleiding van de landmeter van het kadaster, bekroond door de instelling van de landmeterscursus aan de landbouw hogeschool in 1918. Gelijktijdig het aftasten naar wettelijke mogelijkheden van ruilverka veling in nauw contact met landbouwkringen, met als resultaat de schepping van de figuur van landmeter-deskundige bij de eerste ruil- verkavelingswet van 1924. Melding zij ge maakt van een verruiming van interessesfeer in de richting van de cultuurtechniek. Inter nationaal werd meegewerkt aan de oprichting of heroprichting van de F.I.G. in 1926. De slinger van de vooruitgang gaat heen, maar ook weer terug. De ideeën van de Staatscommissie 1906 kregen geen wettelijke vorm, de kadasterlandmeters corrigeerden hun koers, maar dank zij de stimulans van figuren als A. Theil en Mr. J. H. Jonas bleven zij vooruit gaan. Het cultuurtechnische karak ter van de Wageningse opleiding werd ge wijzigd in een meer mathematisch karakter door verplaatsing van de opleiding naar Delft.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 17