55
over recht en communicatie, besluit met een
hoofdstuk getiteld: taal, verwarring en blok
kering.
Werken met ruis is een kernprobleem voor de
landmeter en hij tracht een beschrijving te
geven met behulp van de kansrekening. De
eerste stap in dit proces is de poging gedaan
bij invoering van de H.T.W.-1956 om te be
schrijven het vervangen van de aangewezen
fysische grens door een punt-lijn-stelsel, laten
we dit de beschrijving van de A d-ruis noe
men. In mijn rapporten voorgelegd aan de
Staatscommissie is getracht aan te tonen, dat
deze gedachtengang wezenlijk is voor de ob-
jektivering, de ontmenselijking, van een serie
handelingen die nu eenmaal altijd door men
sen moet worden uitgevoerd: het is een eerste
stap naar automatisering van de kadasterma
chine. Maar de landmeter gaat nog een stap
verder, hij bouwt in zijn verdere theorie voort
op deze beschrijving en past zijn terminologie
zorgvuldig hierbij aan.
Met waardering kan vermeld worden, dat en
kele juristen niet onwelwillend staan tegen
over deze ideeën uit de kringen van technici.
Zo kan een recente, wel zeer vergaande, for
mulering van prof. mr. P. de Haan aange
haald worden: Eigendomsgrenzen zijn fy
sische grenzen, die juridisch zijn bepaald en
wiskundig vastgelegd met een nauwkeurig
heid die economisch verantwoord is.
Het economisch verantwoord zijn" wijst
weer op het stellen van normen. Wellicht kan
een grondslag hiervoor mede zijn de ervaring
van de landmeter, dat de burger bij aanwijs
niet ziet op enkele centimeters, dat hij vaak
geen acht slaat op een decimeter, en dat een
heel enkele maal een meter hem zelfs onver
schillig laat. Dit zou kunnen inhouden, dat de
burger slechts geïnteresseerd is in de macro
structuur van de grondeigendom en dat de
microstructuur beschreven door de cijfers van
de landmeter als steekproef uit een stochas
tisch model hem, tot de eerstvolgende buren
ruzie uiteraard, weinig of niet interesseert.
Een geheel andere vraag is, of de algemeen
aanvaarde juridische terminologie, al is het
dan maar enigermate, rekening houdt met het
gemaakte onderscheid tussen macrostructuur
en microstructuur. Neemt men kennis2) van
gangbare omschrijvingen van begrippen als
1) Naderhand te publiceren.
2) Zie bijvoorbeeld: Mr. C. Asser Handleiding tot
de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht.
Tweede deel, Zakenrecht. 9e druk bewerkt door mr.
J. H. Beekhuis. Algemeen deel Tjeenk Willink,
Zwolle 1957.
bezit, verjaring en eigendom, dan blijft dit een
open vraag.
Gezien het belang van de A d-ruis in het com
plex van normen gesteld in de H.T.W.-1956,
werd een zo objectief mogelijke schattings
methode voor de standaardafwijking in ideali
satie ontwikkeld. Op mijn verzoek voerde ir.
H. van den Berg met behulp van deze metho
de een voortreffelijk onderzoek uit te velde.
Zijn verrassende resultaten werden bevestigd
door uitvoerige metingen van studenten; een
voorlopige samenvatting is nu gepubliceerd in
het verslag van ir. Wytema. Recht vertoont
een zekere soepelheid, ik kan mij op grond
van deze gepubliceerde getalwaarden van d
voorstellen, dat juristen niet veel interesse to
nen voor een microstructuur die centimeters
tot een enkele decimeter betreft.
Nieuwe meetmethoden komen op, in het rap
port van de Staatscommissie wordt een lans
gebroken voor toepassing van fotogrammetrie.
Zeer juist, want de nieuwste resultaten van
de analytische fotogrammetrie wezen zelfs be
trouwbaar fouten of slechte samenhang in
terrestrische puntsbepalingsystemen aan. Dit
ondersteunde een geheel als spel ontwikkelde
theorie over de inschakeling bij geodetische
meet- en rekenprocessen, waaruit twijfel
voortvloeide over de zich aftekenende wel erg
mechanische toepassing van de H.T.W.-
ideeën in de praktijk.
Maar wat dan te denken van zinsneden in
een onlangs vervaardigd werkstuk van een
student, waar men leest over bezwaren uit de
ruilverkavelingsdienst tegen de onnauwkeu
righeid van langs fotogrammetrische weg ver
vaardigde kaarten, dat vast zou staan dat elk
ruilverkavelingsbureau van tijd tot tijd één of
meer kaarten ontvangt waarmee eigenlijk niet
te werken valt en dat heel normaal beschouwd
wordt een standaardafwijking van 0,2 mm in
ligging van een punt op een kaart met schaal-
getal 2000?
Hier worden we geconfronteerd, naast de on
betrouwbaarheid van resultaten, met stan
daardafwijkingen van de orde van een halve
meter, dus met een betrouwbaarheidsstrook
van de orde van twee meter. Ofwel de micro
structuur wordt een meterkwestie, een heel
andere grootte-orde, waarbij het zeer de vraag
is of burger en jurist ook nu nog ongeïnteres
seerd blijven toekijken.
En zelf vraag ik mij af, hoe het mogelijk is
dat geen uitvoerige discussies in de vakbladen
gewezen hebben op de geschetste tegenstel
ling tussen alleszins bevredigende en beslist