57 de Staatscommissie vermeldt dan ook ,,de wenselijkheid van voortgezet onderzoek". In onze gedachtengang is dit geen wenselijkheid, maar noodzaak. De discussies in de subwerkgroepen hebben ons geleerd hoe ver we nog van realisering van dit idee af zijn. Het zal nodig zijn een beroep te doen op het schimmenspel dat nu én morgen gespeeld zal worden, een spel waar elke geïnteresseerde nederlander en buiten lander bewust of onbewust aan deel zal ne men. „Horretjes" zullen in de toekomst slechts denkbeeldig mogen zijn. Niet alle externe communicatiekanalen van het kadaster brengen signalen over van juri- disch-administratief karakter. In de loop van de tijd zijn vele verbindingen met andere dien sten tot stand gekomen die meer technische kwesties betreffen. De vraag, welke tech nische problemen wel en welke niet verwant zijn met de doelstelling van een kadastrale dienst, heeft ons lang bezig gehouden. De eerdergenoemde enkele brievenbus verliest aan betekenis, naarmate meer technische be langen door de landmeetkundige deelgroep van het kadaster behartigd worden. Dank zij het feit, dat de technische werkgroep een rijke bron van informatie over ontstaan, groei en wezen van de verschillende meer landmeetkundig-technische diensten in Ne derland ter beschikking stond, kon aangeslo ten worden bij de historische ontwikkeling. Iets oneerbiediger zou wellicht gefluisterd kunnen worden, dat aan door gezonde con currentie verkregen posities geen afbreuk diende te worden gedaan. En toch is dit laatste het wezen van de zaak, men kan nog zulk een fraaie maatschappelijke functie formuleren, de onzichtbare krachten in de maatschappij zorgen voor een voortdu rend wisselend evenwicht. Zo kan onder druk van de maatschappij een bestaande dienst uit gehold worden, tot een lege schil overblijft. Alleen het uitoefenen van tegendruk kan dit proces verhinderen, of in omgekeerde richting doen verlopen. Een tegendruk, niet door het publiceren van rapporten, maar door dienst verlening op basis van groeiende deskundig heid. In wezen bestaat er geen verschil met de situatie in de zakenwereld. Dienstverlening betekent marktanalyse toe passen op de maatschappij, groeiende deskun digheid betekent open staan voor resultaten van de geestelijke kant van het schimmenspel. Beide houden in een hoge graad van doorlaat baarheid van grensvlakken van een dienst- stelsel. Moet men nu de concurrentiestrijd in de land meetkundige wereld van Nederland volledig de vrije hand laten? De technische werkgroep was eenstemmig van oordeel, dat hier de maatschappij zelf niet mee gediend was. Van ouds heeft het kadaster een bijzondere plaats ingenomen: De dienst bestrijkt het hele land. de doelstelling wordt vooral als de regering het werkstuk van de Staatscommissie over neemt in hoge mate door wetsformulering bepaald, het bijzondere karakter is te wijten aan het feit dat het kadaster een conserve rende taak toebedeeld heeft gekregen in het bewaren van rechtsgrenzen over vele decen nia. Dit laatste is slechts mogelijk door het onderhouden van een netwerk van „onveran derlijke" vaste punten over geheel Nederland, zodat hier een specifiek kadastraal belang sa mengaat met een algemeen belang, het belang van het onderhouden van de ruggegraat van alle landmeetkundig technisch werk. Het valt daarom niet te bevreemden, dat juist aan het kadaster een adviserende raad toebe dacht is. Het desbetreffend ontwerp-besluit spreekt voor zichzelf. Eerder was sprake van de noodzaak normen op te stellen, wil een dienst met grootste effi ciency zijn taak vervullen. Het kan betreffen preferentie bij uitvoering van werkzaamheden, toelaatbare grenzen voor precisie en nauw keurigheid van meet- en rekenresultaten, eisen gesteld bij samenwerking tussen kadaster en andere diensten, verdeling van werk over meerdere diensten, enz., enz. Veelal is het bijzonder moeilijk deze normen binnen de dienst op objectieve gronden op te stellen: men heeft vaak te maken met in wezen maat schappelijke problemen, met verlangens ge formuleerd door de maatschappij, terwijl om gekeerd diezelfde maatschappij op economi sche gronden de voor uitvoering nodige gelds bedragen besnoeit. Het zoeken van de beste oplossing wordt dan een typisch besliskundig probleem. Persoonlijk zie ik hier een der be langrijkste taken weggelegd voor de kadaster- raad, te bezien in breed verband. Van harte hopen wij, dat de kadasterraad er toe mag bijdragen de sfeer van open samen werking in de Nederlandse landmeetkundige wereld, in wisselwerking met een gezond ver enigingsleven, te versterken. Het hangt mede af van uzelf en van uw bijdrage tot het schim menspel, het is in het belang van onszelf en van onze maatschappij.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 25