Verslag
gemeenschappelijke bijeenkomst
van N.L.F. en N.G.L.
35
ter bespreking van de technische aspecten van het Rapport van de
Staatscommissie inzake het Kadaster op 12 november 1965 te Arn
hem in het kader van het 3e N.G.L.-congres.
Na een kort openingswoord door de voorzit
ter van het N.G.L., Rietveldt Ing., waarin
deze in het kort schetste hoe de samenwer
king tussen N.G.L. en N.L.F. zich ontwik
kelde, was het woord aan de voorzitter van
de N.L.F.Prof. Ir. A. J. van der Weele, die
na eveneens een korte beschouwing aan deze
samenwerking te hebben gewijd, de sprekers
inleidde met de volgende woorden:
,,De keuze van het onderwerp van vandaag
was in feite al gemaakt toen besloten werd op
7 mei het juridisch gedeelte van het rapport
van de Staatscommissie aan de orde te stel
len. U zult ongetwijfeld in het rapport heb
ben opgemerkt dat de technische aspecten
van de taak van de kadastrale dienst op ge
heel andere wijze zijn gepresenteerd dan de
juridische.
Enerzijds is het aantal bijeenkomsten van de
technische subcommissie van de Staatscom
missie enige malen groter dan dat van de ju
ridische, anderzijds echter is het resultaat van
dit werk schijnbaar veel bescheidener, zowel
als u het uitdrukt in het aantal pagina's van
het rapport als ook wanneer u het afmeet naar
de stelligheid van de conclusies en aanbeve
lingen.
U zou dit kunnen verklaren door te consta
teren dat het aantal leden van de staatscom
missie met een landmeetkundig technische
achtergrond verre in de minderheid was, doch
dit is in werkelijkheid niet meer dan één facet
van een complex van factoren. Een recon
structie van alle overwegingen die hierbij een
rol hebben gespeeld lijkt mij niet opportuun
doch met toepassing van enige grove bena
deringen en vereenvoudigingen is wel een
verklaring te vinden die de kern van het pro-
bleem vrij goed benadert. Deze luidt dan
aldus:
Aanvankelijk is een poging gedaan de tech
nische problemen te formuleren waarbij de ruil
verkavelingsprocedure als proefobject werd
gekozen, om zodoende tot een samenvattende
beschouwing over de gehele problematiek te
komen. Deze benadering bleek niet gelukkig
te zijn, zodat in tweede instantie een aantal
min of meer los van elkaar staande vraag
punten werd geformuleerd, waaromtrent de
subcommissie zich wenste te laten voorlichten
door personen uit de praktijk.
Hieruit ontstonden de werkgroepen waarvan
de samenstelling in het rapport is vermeld.
Zonder iets af te doen aan mijn waardering
voor het werk dat door de leden van de werk
groepen is verricht, moet ik hierbij opmerken
dat de aanwezigheid van enkele niet-kada-
strale leden in sommige gevallen nuttig zou
zijn geweest, vooral daar waar het ging om
de betekenis van het landmeetkundig werk
van het kadaster in het kader van de alge
mene landmeetkundige activiteiten in Neder
land. Men behoeft hierover, achteraf gezien,
wellicht niet erg te treuren, daar de bespre
kingen in de werkgroepen al vrij spoedig tot
het inzicht voerden dat een eenduidig en defi
nitief antwoord op de gestelde vragen toch
niet op korte termijn verkregen zou kunnen
worden. Hiervoor zijn twee hoofdoorzaken
aan te wijzen. In de eerste plaats zou een
diepgaand onderzoek naar alle facetten van
de problemen het kader van de mogelijkheden
van een werkgroep te buiten gaan. In de
tweede plaats is te verwachten dat, wil het