36 kadaster ook in de toekomst zijn maatschap pelijke functie op de juiste wijze blijven ver vullen, een regelmatige aanpassing aan de door de maatschappij gestelde eisen nood zakelijk zal zijn. Dit houdt tevens in dat een uitspraak die vandaag juist is over enige tijd geamendeerd of wellicht zelfs geheel verwor pen zou moeten worden. De eerstgenoemde overweging heeft o.m. ge leid tot het opnemen in het eindrapport van een sterke aanbeveling voor het doen van onderzoek, waarmee bedoeld is dat men bij voortduring zich rekenschap geeft van het „waarom" en het „hoe" van hetgeen men doet en gelijktijdig onderzoekt welke invloed tot verbetering kan uitgaan van het gebruik maken van nieuwe technieken. Vooral bij dit laatste is het noodzakelijk ver vooruit te zien om niet achterop te raken. Enerzijds verdra gen de belangen die het kadaster moet die nen geen experimenten doch dit houdt tevens in dat anderzijds het onderzoek van nieuwe mogelijkheden zo vroeg mogelijk moet starten om bij gebleken geschiktheid tijdig de maat regelen te kunnen voorbereiden en nemen om de invoering zonder stagnatie te doen ver lopen. Het inzicht dat de kadastrale dienst zich bij de uitoefening van haar taak niet zal mogen afsluiten doch integendeel bij voortduring haar werk en werkwijze zal moeten toetsen aan de maatschappelijke wensen en behoef ten heeft gevoerd tot het voorstel tot instel ling van een kadasterraad waarin de ver schillende maatschappelijke groeperingen die hierbij belang hebben een mogelijkheid tot „inspraak" wordt gegeven. Dit belang beperkt zich uiteraard niet tot de technische problemen doch bestrijkt het ge hele gebied van de kadastrale en hypothe caire activiteiten. Om kort te gaan, de instelling van een ka dasterraad en van een studie-afdeling vor men de duidelijk positieve conclusies waartoe de technische subcommissie is gekomen. Dat daarmee haar andere werkzaamheden en die van de werkgroepen verder van geen be lang meer zijn, is een conclusie die ik beslist afwijs. De bovengenoemde overwegingen verklaren wel dat in het rapport hieromtrent slechts weinig is opgenomen en dat het op- genomene zich eigenlijk beperkt tot de for mulering van enige vraagpunten voor welker oplossing naar de toekomst wordt verwezen, ten dele door tussenkomst van de kadaster- raad. Dit moge dan als informatie in het kader van het eindrapport van de staatscommissie vol doende geacht worden, aan de arbeid van de werkgroepen en aan de door hen bereikte resultaten doet deze behandeling bepaald on recht. Toegegeven dat er buiten de in het rapport gesignaleerde onderwerpen nog meer kunnen zijn, waarover een gedachtenwisseling van belang is, het valt niet te ontkennen dat in de werkgroepen een nuttige discussie is gevoerd die weliswaar niet is afgesloten, maar ander zijds een uitstekende 'basis is voor een voort zetting ervan in bredere kring. Dit is dan tevens de reden waarom wij het noodzakelijk achten dat aan het verrichte werk in wijde kring bekendheid wordt gege ven. In dit verband is het in het bijzonder verheugend dat deze eerste bespreking kan plaatsvinden voor een gehoor dat ruimer dan ooit te voren alle vakbeoefenaren, van het kadaster zowel als daarbuiten, vertegenwoor digt. Nog enkele woorden over de samenstelling van het programma. Het trefwoord in de titel van de voordracht van de heer Joosten is „automatisering". U moet hierbij niet in eer ste instantie denken aan een automaat die aan de ene zijde akten slikt en aan de andere zijde een complete administratie inclusief kaarten uitspuwt. De nadruk ligt veel meer op een systeem analyse met een onderzoek naar alle knel punten in de procedure, zoals u in de bijdrage van de heer Joosten nader is uiteengezet. De heer Berretty geeft hierop een waarde volle aanvulling die voor zichzelf spreekt. Beide bijdragen hebben in wezen betrekking op de normale procedure waarbij dus rechts handelingen met betrekking tot onroerend goed administratief en landmeetkundig wor den verwerkt. In dit kader bezien wordt hier in, zij het op verschillende plaatsen in het schema, een verstoring teweeggebracht door de uitvoering van ruilverkavelingen door de toepassing van de fotogrammetrie of door de inbreng van „derden". Dit facet wordt aangesneden door ir. Wolt huis. Wij hebben gemeend dat deze bijeen komst een goede gelegenheid bood om spe ciaal t.a.v. de samenwerking tussen het ka daster en andere diensten, ook een stem van buiten het kadaster te laten horen. Het doet ons genoegen dat de heer Van Voorst bereid is gevonden deze taak op zich te nemen; een taak die bijzonder moeilijk was daar hij niet

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 4