taal andere aanpak uit de bus zou komen, aanhakend op een gezegde van prof. v. d. Weele: „Een uitspraak die vandaag juist is kan morgen geamendeerd moeten worden." Om dat te voorkomen zou in een vroeg sta dium gezamenlijk overleg moeten plaatsvin den. Joosten: We moesten van de bestaande si tuatie uitgaan, maar ik heb al gezinspeeld op een mogelijke verandering, die gericht zou moeten zijn op automatisering. Dan moet men inderdaad bedenken, dat die mogelijkheid er is en de synthese in het oog houden. Ik ge loof, dat die mogelijkheid er is. Van de tech niek van de computer heb ik geen verstand, dat kan ik niet beoordelen, maar ik kan me voorstellen dat bij een grote computer een verschillend personeelsbestand nodig is. Het eerste vraagstuk is het oplossen van de auto matisering. Prof. Witt: Men moet verschillende stadia onderscheiden. Het opbouwen moet in team work plaatsvinden. Het is niet mogelijk dat de machinedeskundige de problemen kent waar het om gaat en omgekeerd is het onmo gelijk dat de kadastrale deskundige alles weet van de machine. Men moet door samenspel tot de oplossing komen, zoals dit ook bij de oplossing van technische automatiseringspro blemen gebeurt. Het is de vraag of de machi nedeskundige nog zo dringend noodzakelijk is als alles eenmaal functioneert. Het is an derzijds best mogelijk, dat er wettelijke regels moeten komen. Maar dan moet eerst het ge hele systeem geanalyseerd zijn en voordat het dan ingevoerd kan worden moeten eerst de wettelijke regels worden aangepast. Ik geloof dat alle drie vragen in eerste aanleg met ja kunnen worden beantwoord. Vragen ir, A. Govers: 1. Is het woord „computer"in het artikel van mr. Berretty gebruikt, wel juist? 2. Als men de legger beschouwt als de on misbare toegang tot de openbare registers, wat is er dan voor bezwaar om te spreken van twee boekhoudingen? Kan de schrijver zich een boekhouding van de zakelijke rechten op de grond voorstellen zonder een dergelijke toegang? 3. Kan de heer Berretty nader preciseren wat hij bedoelt met de zin onder 111 b: „Aldus wordt niet alleen een halt toegeroepen aan het groeiproces, waarbij de kadastrale boek houding een integrerend onderdeel van de boekhouding op de openbare registers is geworden?" Bedoelt de schrijver hiermee, dat deze boek houding gebaseerd op het kadastrale per ceel hoe langer hoe meer de onmisbare schakel is gebleken bij de raadpleging van het openbaar register? Is hij niet van mening, dat juist door het slui tende systeem van vernummering en verwij zing ieder titelonderzoek mogelijk is? Hoe stelt de heer Berretty zich een systeem zonder kadastraal perceel als basis voor de boekhouding voor? 4. Toont de geschiedenis van het Algemeen Register niet aan, dat een boekhouding op naam, zonder bijhouding door middel van het kadastrale perceel, gedoemd is op een totale mislukking uit te lopen? 5. De heer Berretty zegt onder IV d 4: „Dat het gebruik van verkeerde kadastrale nummers de boekhoudkundige verwerking van overgeschreven akten zeer vertraagt." Is hij niet van mening, dat het vele gebruik van verkeerde kadastrale nummers verweten moet worden aan het notariaatdat met te grote nonchalance de akte samenstelt, maar niet tegen het gebruik van het kadastrale nummer als zodanig gericht mag worden? Mr. Berretty: Met „computer" is gedacht aan een geheugenmachine waarin de huidige boekhoudingen op de hypotheekkantoren met hun grondslag, het kadastrale plan, tezamen zouden kunnen worden verwerkt en bijge houden. Deze machine zal dan alle gegevens zowel van binnen als buiten de dienst moeten kunnen verwerken en de gewenste gegevens kunnen verschaffen. Ik zie daarom niet in, waarom ik het woord computer niet had mo gen gebruiken. We moeten vijftig jaar voor uit durven te denken, wanneer de mogelijk heden voor vervanging van menselijke ver richtingen door machines ongetwijfeld een grote hoogte zullen hebben bereikt. Bij vraag 2 moet beantwoord worden of er een logische structuur in de werkzaamheden, die op de hypotheekkantoren moeten worden verricht, aanwezig is. Zo ja, is zo'n structuur aantoonbaar, dan is er geen enkele reden, de ze niet in één enkele boekhouding te verwe zenlijken. Zo'n structuur is er, waarbij de ka dastrale legger als overzichtsregister fun geert. In mijn voordracht heb ik geredeneerd vanuit de studie-opdracht. Ik kan het echter met de heer Govers eens zijn, wanneer hij 38

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 6