40
dom werden gevoerd, hadden deze betrek
king op het verkeerde gebruik van het kadas
trale perceel en niet tegen de persoon. Het
gebruik van het kadastrale perceel in de akte
is niet betrekkelijk belangrijk, het is voor de
partijen het belangrijkste.
Mr. Berretty: Verder er op ingaan heeft geen
zin. Het wordt een ja en neen.
oosten: Twee jaar geleden is in België een
notarieel congres gehouden waar de verschil
lende stelsels van de bewaringen besproken
zijn. Daarbij is Nederland er bijzonder goed
afgekomen. Men is daar jaloers op ons sys
teem, vooral ook op de boekhouding op het
kadastrale perceel. Men maakt daar propa
ganda voor ons systeem. In Frankrijk spreekt
men in soortgelijke zin. De publikaties van
dit congres zijn wel verkrijgbaar.
Mr. Berretty: Als de heer Joosten mij goed
had beluisterd, zou hij gehoord hebben dat ik,
uitgaande van de vraagstelling van de heer
Govers, dat de stelsels die van de persoon
uitgaan op een totale mislukking zijn uitge
lopen, er op heb gewezen, dat daar ook wel
gebreken aan vast zitten. Maar ik zou niet
willen zeggen, dat dit op een totale misluk
king is uitgelopen. Ik ben het er onmiddellijk
mee eens, dat een stelsel, waarbij de kadas
trale aanduidingen in de akten verwerkt wor
den, aanbevelenswaardig is. Ik acht het ka
dastrale plan, voor zover toereikend, wel aan
bevelenswaardig. Als we bepaalde stelsels
gaan invoeren is nauw contact, vooral met
België wegens het Beneluxverband wel wen
selijk.
Prof. van der Weele: Door de afdeling Zee
land van de V.T.A.K. zijn een aantal vragen
van dezelfde strekking gesteld, die niet meer
aan de orde zullen worden gesteld. Een groot
aantal heeft in deze discussie ook wel zijn
antwoord gevonden.
Vraag namens de Koninklijke Nederlandsche
Heidemaatschappij, die ongeveer in dezelfde
geest is gesteld door de heer I. J. Pouw Ing.:
1Wat is de betekenis van het woord „sto
ring in de normale gang van zaken bij
het kadaster" in de inleiding van ir. Wolt
huis?
2. Is het niet van belang bij het kadaster één
functionaris aan te wijzen per bureau, die
alle samenwerking sv raag stukken behan
delt?
Ir. Wolthuis: Het woord storing heeft mis
schien aanleiding gegeven tot misverstand.
Het is een minder prettige aanduiding. Het
wil in dit geval echter slechts zeggen ,,een
onderbreking van de normale gang van za
ken bij een dienst". En dit hoeft dan geen
minder prettige betekenis te hebben, maar het
betekent slechts „iets anders dan normaal".
De K.N.H.M. stelt dat die onderbreking voor
het kadaster een zodanige stoornis is, dat er
maatregelen tegenover moeten worden ge
steld. Het per bureau aanwijzen van een be
paald team voor dergelijke werkzaamheden
is een aantrekkelijke gedachte, die ook aan
sommige bureaus is gerealiseerd. Dit bleek
echter niet altijd uitvoerbaar omdat het niet
mogelijk was een dergelijk team een volledige
dagtaak te bezorgen. Wanneer de K.N.H.M.
stelt, dat een vlotte afdoening van haar ob
jecten hierdoor wordt beïnvloed, zou ik wil
len stellen, dat daarvoor een oplossing mo
gelijk is. Ik heb in mijn opstel gepleit voor een
gecoördineerde planning. Wanneer deze er
is, is het vrijwel steeds mogelijk aan alle wen
sen te voldoen. Ik kan niet geloven dat er b.v.
ten aanzien van het bureau Groningen klach
ten zijn over de afwerking van samenwer-
kingsobjecten, want er is geen achterstand.
Ir. Jonkers: Het gaat niet om persoonlijke
klachten. Planning is voor een particulier be
drijf moeilijk. We zijn afhankelijk van de ont
vangen opdrachten. Verder betreffen de sa
menwerkingen vaak vrijwillige ruilverkavelin
gen en het is heel moeilijk te zeggen wanneer
de laatste handtekening er zal zijn en de
overeenkomst rond is. Is dit echter het geval
dan moet er ook snel begonnen kunnen wor
den.
Ir. Wolthuis: De vrijwillige ruilverkavelingen
nemen een grote plaats in op het gebied van
samenwerking en natuurlijk moet met het
dringende karakter rekening worden gehou
den. Dit kennen we ook bij de kadastrale
ruilverkavelingsbureaus. De tijdlimiet is iets
waaraan niet getornd kan worden. Ik kan me
niet voorstellen, dat dit moeilijkheden kan ge
ven. Als de akte komt is immers al het voor
gaande werk reeds geschied. Het is me niet
duidelijk waar dan nog een kink in de kabel
kan komen.
Prof. van der Weele: Dit is meer een pro
bleem van organisatie dan van principe.
Vraag ir. A. Waalewijn:
Onder het hoofd „Optische afstandmeting"