wordt door de inleider gesteld, dat de voer- straalmethode zich meer leent voor mechani satie dan de gebruikelijke meetlijnenmethode. Kan het forum een antwoord geven op de vraag waarom de zg. orthogonale methode, die zich in principe evenzeer leent voor me chanisatie als de voerstraalmethode, hierbij buiten beschouwing is gelaten? Prof. Witt: ir. Waalewijn onderscheidt drie methoden: de voerstraalmethode, de orthogo nale methode en de meetlijnenmethode. In het algemeen wordt de orthogonale methode gezien als een vorm van de meetlijnenme thode. Ir. Wolthuis heeft gedacht aan herme tingen en daarbij komt men met de orthogo nale methode niet zo ver. Dat neemt niet weg dat, wanneer u stroken meet, b.v. langs we gen, het vanzelfsprekend is mechanisatie toe te passen. Bij hermetingen kan men de ortho gonale methode, zoals ir. Waalewijn bedoelt, vrijwel niet toepassen. Dan moet men dus voerstraalmethode en meetlijnenmethode te genover elkaar stellen. Prof. Baarda: Ik vermoed, dat de heer Waa lewijn ook aan iets anders gedacht heeft. Het is namelijk zo, dat, als men zover mogelijk wenst te gaan met automatisering, getracht wordt met één bepaald type apparatuur zo lang mogelijk door te werken. Dit moge in bepaalde omstandigheden schijnbaar oneco nomisch lijken, in een totaal proces kan het echter zeer wel economisch verantwoord zijn. In het verband van de nu gevoerde discussie kan de vraag gesteld worden in hoeverre de overgang telkens sprongsgewijs van voer straalmethode naar orthogonaalmethode lo nend is in het totale proces. Rekentechnisch is de orthogonaalmethode niet gemakkelijker dan de voerstraalmethode. Essentieel is, dat de invoeging van de orthogonaalmethode in het totale complex van veelhoeksmeting- en berekening moeilijker is, doordat men springt van het ene type instrumentarium naar het andere en terug. Uiteraard moet zulk een sprong ergens geschieden, want ieder type instrument heeft een eigen beperkt bereik. Overbrugging van langere afstanden vereist een ander type instrument dan de optische afstandmeter, en zo dient dus in het totale proces de vraag gesteld te worden: hoeveel malen mag gesprongen worden? Ir. Waalewijn: Op het college van prof. Schermerhorn heb ik die drie methodes zo ge leerd. Misschien ben ik op dat gebied een beetje ouderwets. Ik ben zo vrij met prof. 41 Witt van mening te verschillen in zoverre, dat ik de orthogonale methode veeleer zou willen zien als een bijzondere vorm van de voerstraalmethode. Als zodanig geloof ik dat voerstraal- en orthogonale methode gelijk waardig zijn. Verder dacht ik dat inderdaad de orthogonale methode hier en daar nadelen heeft, maar dat men in bepaalde terreinen meer heeft aan de orthogonale methode dan aan de voerstraalmethode, omdat men daarbij gauw last heeft van dode hoeken. Bij de or thogonale methode heeft men dit ook wel, maar niet zo erg. Prof. van der Weele: Hierover is discussie mogelijk. Het komt er tenslotte op neer hoe men het meetkundig probleem wil formule ren. In alle genoemde gevallen worden co- ordinaten geleverd. Bij automatische verwer king zullen alle methoden in principe mogelijk zijn en is de keuze een kwestie van opportu niteit en efficiency. Vraag P. S. Teeling Ing.: De heer Van Voorst beschrijft de regeling, die geldt voor de samenwerking van het Ka daster met de Gemeente Nijmegen. In zijn resumé heeft hij het echter over de regelingen voor samenwerking. Ik zou de inleider wil len vragen het congres meer vergelijkingsma teriaal te verschaffen, mede in verband met de enorme uitbreiding van de landmeetkun dige bedrijvigheid, welke met het oog op de ruimtelijke ordening en op de hermeting- nieuwe-stijl-Kadasterwet in de naaste toe komst te verwachten is. Soortgelijke vragen komen voor in de vragen van de K.N.H.M. en de heer J. F. van Weel den. Van Voorst: Ik heb wel een onderzoek naar meer vergelijkingsmateriaal op beperkte schaal ingesteld, maar deze vraag zou het beste kunnen worden beantwoord door het Departement, dat de regelingen heeft inge steld. Het enige wat ik kan antwoorden is, dat er vele gemeenten zijn, die dezelfde rege ling hebben als wij in Nijmegen. Enkele zijn er die alleen samenwerking hebben voor die gebieden, waar de landmeter het mogelijk acht en er zijn gemeenten, waar alleen in ruilverkavelingsgebieden samenwerking mo gelijk is. De Heidemaatschappij stelt de vraag iets an ders dan de heer Teeling: Is het forum het er mee eens, dat bij de voorwaarden betreffende

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 9