gaf Alfons V de raad, te trachten Indië recht streeks dwars over de Atlantische Oceaan te bereiken. De brief drong ook door tot het gilde der kartografen. Nog maar enkele tien tallen jaren geleden vond men een door Co lumbus eigenhandig vervaardigd afschrift van Toscanelli's rapport (van de bijgevoegde kaart kennen wij alleen een veel later ge maakte reconstructie, welke evenzeer een merkwaardige kaart is) Columbus kende de voor hem toegankelijke historische en geografische literatuur (Marco Polo, Plinius, d'Ailly's „Imago Mundi", His- toria rerum van Aeneas Sylvius). Voor de berekening van de omtrek der aarde ging hij helaas niet uit van de Arabieren, die de af stand tussen de meridianen voor korter hiel den dan Eratosthenes, die hem ca. 200 v. Chr. vrij juist had „geschat" op 110,2 km. Hij meende dat hij op 30° noorderbreedte slechts 4400 km behoefde te varen van de Canarische eilanden naar Oost-Azië, daarbij de afstand tussen de meridianen stellende op 83,7 km i.p.v. 110,2 km. Hij dacht dus in drie weken over te zijn bij een gemiddelde snelheid van 7,5 km per uur. Dit alles is overlevering: schriftelijke documenten uit zijn tijd bestaan hierover niet. Maar de Junta dos Mathematicos wees in 1485 zijn plannen af. Hij vertrok daarop naar Spanje. In 1486 wordt hij aan het Spaanse koningspaar voorgesteld, maar de deskundi gen doen er vier jaar over, om de plannen op nieuw af te wijzen. Als hij eindelijk slaagt, moet hij zelf van de 55.000,die de onder neming zal kosten, 1/8 bijdragen. Op het vlaggeschip, de Santa Maria, was de eigenaar en kapitein Juan de la Cosa (ook een kaarten maker) als tweede stuurman onder Columbus aangenomen. Men moet wel een groot res pect hebben voor de koene ontdekker, die nog niet over de sextant kon beschikken, die het moeilijk bedienbare astrolabium zelf niet kon hanteren en die zeker begreep, dat met het eenvoudige scheepskwadrant op het slinge rende schip (door de kleine kijkgaatjes) geen sterrenbeeld in het vizier kon worden geno men. Hij beschikte zelfs niet over een bruik baar uurwerk. De eerste scheepschronometer werd immers pas in 1761 gemaakt door de Engelse uurwerkmaker John Harrison. Aan boord was alleen een ampolleta, een glazen zandloper, die telkens door een jongen moest worden omgezet. Hij had geen zuiver wer kend kompas, al was dit reeds 5 of 6 genera ties in gebruik. Hij had geen goede log, die de snelheid aangeeft (deze zeemanshulp werd eerst in de 16e eeuw uitgevonden). Dus was het uitzetten van de kompaskoers op de zee kaart en de aantekening van de afgelegde af stand verre van juist. Ook het verschijnsel van de magnetische kompasafwijking was in die tijd nauwelijks onderzocht. Columbus con stateerde deze onderweg enige malen met ver bazing. Toch slaagde hij. Zijn reis mag gerust als een nautisch kunststuk worden aangemerkt Petrus Martyr noemde Columbus in 1493 (in een brief aan kardinaal Sforza) „reporter ille Novi Orbis. Die naam „Nieuwe Wereld" kennen wij nog, maar eerst in 1538 is de voor naam van Amerigo Vespucci, een grote Ita liaanse zeevaarder, als „Amerika" gebruike lijk geworden. Het voorstel tot die naam geving kwam van de Duitse geograaf Wald- seemüller. De Bastions van het onverstand, door Ber gen Evans (H. P. Leopolds Uitgeversmij, Den Haag, le druk 1961), vertaling uit het Amerikaanse „The Natural history of Non sense", le druk 1946, laatste druk 1958, door Walter IJzerdraat. Behalve kostelijke overzichten van het telkens weer oplaaiende theologische dispuut over de vraag of Adam en Eva een navel hadden (nog in 1944 in de Amerikaanse volksver tegenwoordiging!), verhalen ook van aan dieren toegeschreven dwaasheden en allerlei interessante, maar ook verderfelijke, baker praatjes over rassendiscriminatie, hypnotisme, plotselinge vergrijzing en nog veel meer, dat aan de nuchtere kijk (op die zaken) van de auteur wordt getoetst, is hier voor ons vooral van belang hoofdstuk II „Grote kanonnen en kleine visjes": Toen Paus Pius VII in 1820 vond dat men het zonnestelsel nu wel mocht beschouwen op de manier waarop Copernicus dat driehon derd jaar tevoren al had gedaan, scheen de eeuwenlange strijd over het al of niet be wegen van de aarde ten leste beslecht, Dat was ook zo, voor zover het de ontwikkelden en belezenen betrof, maar de eenvoudigen van geest streden door. Ze beriepen zich daarbij op de Bijbel, die in Jesaja 11-12 en Open baring 7-1 duidelijk zei, dat de aarde vier einden en vier hoeken had. Ter weerlegging van de theorie dat de aarde wentelt en om de zon „cirkelt", voerden ze aan dat Jozua dan toch zeker niet de zon zou hebben kunnen laten stilstaan te Gibeon, en de maan in het 85

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 21