72 lengte van 24 m1,19 m. De sectielengte krijgt dus nog een correctie, zijnde het aantal slagen vermenigvuldigd met de draadconstante. Elke sectie is door elke ploeg in heen- en teruggang gemeten. Vergelijken we de snelheid van meten met die van de basismeting Stroe dan geschiedde deze meting acht maal sneller (rekening houdend met afstand en meetbare dagen). De meetmerken waren in een rechte lijn ge plaatst zodat geen alignement-correctie be hoefde te worden aangebracht. 6. Temperatuurmetingen Zoals boven aangegeven is, dient voor een nauwkeurige bepaling van de lengte de tem peratuur van de draden op het tijdstip van de meting bekend te zijn met een nauwkeurigheid van 0,2° C, rekening houdende met een uit zettingscoëfficiënt van Ï.IO"" voor invar. (1°C verschil geeft voor de basis Afsluitdijk een verschil in afstand van 2,4 cm.) Om deze nauwkeurige temperatuurmeting te verwezenlijken zijn de volgende maatregelen getroffen. De secretaris van iedere meetploeg heeft aan zijn notitiebord een kwikthermo meter bevestigd, waarop hij voor iedere slag de temperatuur op 0,1° C nauwkeurig afleest. Tevens noteert hij het tijdstip van de meting van de slag in minuten nauwkeurig. Verder is bij één van de sectie-eindpunten een meteostation ingericht. Hier werd op 4 ver schillende manieren om de vijf minuten de temperatuur gemeten: a. Met een kwikthermometer zoals elke se cretaris er één heeft. Deze geeft dus de temperatuur zoals het kwik die aanneemt van de buitenlucht. b. Met een assmannthermometer. Deze be staat uit een koker met ingebouwde ther mometer waar lucht door wordt gezogen met een elektrisch aangedreven vin. Deze thermometer reageert sneller op wijzigin gen in de luchttemperatuur dan de onder a. genoemde. 2) c. Een thermometer ontworpen door ir. de Munck van de T.H. in Delft bestaande uit een holle invardraad (doorsnede ongeveer '2j Een assmannthermometer kan ook nog gebruikt worden voor andere doeleinden, zoals het meten van de natte en de droge boltemperatuur en hieruit de relatieve vochtigheid, het damppunt en de dampspan- ning. Deze gegevens zijn voor een basismeting niet nodig. 2 mm) met daarin aangebracht een sele- niumcel. De seleniumcel is verbonden met een weerstandmeter. Deze weerstand is een maat voor de temperatuur van de cel en dus ook van de invardraad. d. Een thermometer ontworpen door prof. Honkasalo uit Finland. Deze heeft in een holle invardraad van ongeveer 15 cm lengte een kwikthermometer aangebracht. (Uiteraard een zeer kwetsbaar instrument. Tijdens de basismeting is deze dan ook onklaar geraakt. Invar vertoont een zekere traagheid bij het aannemen van de luchttemperatuur. Kwik be zit deze eigenschap in veel mindere mate. Uit de temperatuur, die de secretaris afleest op zijn kwikthermometer en de metingen op het meteostation kan de temperatuur van de in vardraad afgeleid worden. Zoals beschreven bij par. 3 ,,IJking van de invardraad" is in Parijs voor iedere draad de ijktemperatuur en de uitzettingscoëfficiënt vastgesteld. Aan de hand hiervan is een tabel samengesteld, zodat voor iedere temperatuur de correctie af te lezen is. Met behulp van de door de secretaris opgegeven temperatuur wordt voor iedere sectie een voorlopige lengte berekend, zodat de 4 gevonden waarden ver gelijkbaar zijn. 7. Waterpassing De bovenkanten van de 24 m-palen zijn zo veel mogelijk op dezelfde hoogte geplaatst. Aan de waterpassing behoefde derhalve geen hoge nauwkeurigheidseis gesteld te worden. Deze waterpassinq werd uitqevoerd met een Koni 007. Uit de hoogteverschillen per slag kan op een voudige wijze de correctie berekend worden ter bepaling van de horizontale afstand. 8. Hoekmeting Zoals vermeld in par. 4 komen in deze basis twee knikpunten voor. Om de rechtstreekse afstand tussen de beide eindpunten te kennen moeten enkele hoeken gemeten worden. Stevinstuizen Lorentzsluizen fig 2 (met op schaal) De met een pijltje aangeduide richtingen zijn gemeten.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 8