100
intensiteit gemoduleerd met de dubbele fre
quentie van het als modulator fungerende
kwartskristal. Het afgediafragmeerde licht
van hogere orden is eveneens gemoduleerd.
De fase daarvan is echter 180° t.o.v. het licht
van de orde nul verschoven. Door een ge
schikte keuze van de amplitude van de tril
ling waarin het kwarts gebracht wordt
deze keuze is o.a. afhankelijk van de weg die
de lichtbundel in het kristal moet afleggen en
van de toegevoegde HF spanning kan een
optimale modulatie bereikt worden [4], Het
modulatorkristal wordt van buiten af in tril
ling gebracht. De vier frequenties van een,
door een thermostaat geregelde, kwartsoscil-
lator worden in twee etappen van frequentie
vermenigvuldiging gebracht op de uiteindelijk
benodigde frequenties van 27 tot 30 MHz, en
een optimale spanning.
Nadelen van deze wijze van modulatie zijn:
De beperking slechts enkele, door de oneven
veelvouden van de grondtrilling van het
kwarts bepaalde, modulatiefrequenties te
kunnen gebruiken. De modulator moet zich
in een thermostaat bevinden, aangezien de
trilling van het kwartskristal en daardoor de
daarbij behorende frequenties afhankelijk
van de temperatuur zijn. Er bestaat geen
vaste betrekking in fase tussen de aangelegde
spanning en het gemoduleerde licht, zodat
een optische referentiestralengang vereist is.
Daartegenover staan als voordelen:
Een hoge lichtsterkte (door het wegvallen van
de bij de kerr-cel modulator benodigde pola-
risator en analisator met een gezamenlijk ver
lies van ong. 90
Er kunnen hogere modulatiefrequenties ge
kozen worden, aangezien de bij de kerr-cel
kwadratisch toenemende verliezen hier niet in
gelijke mate optreden.
Het stroomverbruik van de modulator is ge
ringer.
Het gemoduleerde licht doorloopt de zend-
optiek, vervolgens de te meten afstand en
wordt aan het eindpunt daarvan door een
prismatische reflector teruggekaatst. Weer
terug in het instrument komt het, via de ont-
vangoptiek, een diafragma met drie standen
en een grijswig voor aanpassing aan de at
mosferische omstandigheden, op de kathode
van een fotomultiplicator SEV 1. Hier wordt
het in een hoogfrequent elektrisch signaal om
gezet. Om reactievertragingen in de elektro
nenstromen in de multiplicator, die bij de
hoge modulatiefrequenties zouden kunnen op
treden, uit te schakelen, wordt aan de katho
de tevens een frequentie aangelegd die
10 kHz verschilt van de modulatiefrequentie
van het licht. Voor het signaal ontstaan uit
deze beide, slechts weinig verschillende, fre
quenties zijn de vertragingen in elektronen
stromen te verwaarlozen. Het bevat echter
wel de informatie over de fase van het oor
spronkelijke lichtsignaal [5], Opdat in de
thans volgende versterker geen faseverschui
vingen plaats kunnen hebben, zijn net als voor
de modulator vier door een thermostaat ge
regelde kwartsoscillatoren met daaropvolgen
de frequentievermenigvuldiging toegepast.
Voordat de lichtbundel de spleet Sp 2 bereikt,
wordt bij T een zeer klein gedeelte van het
licht (1 a 2 afgebogen. Dit licht valt door
het diafragma Sp 3, dat eveneens slechts het
licht van de orde nul doorlaat. Via een varia
bele grijswig valt dit op een tweede fotomul
tiplicator SEV 2. Hier geschiedt hetzelfde als
beschreven voor SEV 1. De fase van het hier
verkregen signaal geeft het referentiepunt voor
de fasemeting van het licht dat de te meten
afstand heen en terug doorlopen heeft. In de
voor dit referentiesignaal gebruikte verster
ker bevindt zich n.l. een goniometer, waarmee
de fase van dit signaal meetbaar kan worden
veranderd. De discriminator waar referentie-
en meetsignaal binnenkomen, kan n.l. slechts
een faseverschil van 90° of 270° tussen beide
vaststellen. In de EOS is een tweefasige in
ductieve goniometer toegepast. Uit het refe
rentiesignaal worden twee, 90° t.o.v. elkaar
verschoven spanningen gevormd en ieder aan
twee loodrecht op elkaar staande spoelen van
een stator toegevoegd. Door inductie wekken
zij in de rotorspoelen een spanning op waar
van de fase afhankelijk is van de positie van
de rotor. Het principe van de discriminator is
afgebeeld in afb. 4 (zie blz. 103).
De spanningen tussen de punten A en M,
resp. B en M worden als vector samengesteld
uit de van Ulliess en Ubezug. afkomstige delen
Um en Ub Um heeft bij de punten A en B
een faseverschil van 180°. De spanning tus
sen de punten A en M UA), resp. B en M
UB) zijn, wanneer meet- en referentie
signaal 90° of 270° t.o.v. elkaar verschoven
zijn, gelijk (afb. 4a). Door de gelijkrichter
lopen dan twee stromen, die de condensator
C tegengesteld opladen zodat er geen stroom
gaat door de in de kring opgenomen meter.
Hebben referentie en meetsignaal een ander
faseverschil (afb. 4b), dan leidt het verschil
in laadstromen tot een spanningsverval en een
overeenkomstige stroom in de meter, die der-