101
halve een uitslag geeft. De nauwkeurigheid
waarmee men de twee stromen een gelijke
grootte kan geven is niet afhankelijk van de
absolute waarde van Umess of U,iezug, wel stijgt
de gevoeligheid van de nulinstelling met een
toenemende grootte van deze waarden. Ook
wanneer het meetsignaal door strooilicht uit
de omgeving sterk verzwakt is, kan het ver
schil tot nul gebracht worden. Alleen slingert
de meter dan wat om het nulpunt. De grootte
van de amplitude van deze storing daalt bij
een toenemende tijdsconstante. Aan de andere
kant stijgt dan weer de voor de meting beno
digde tijd. Voor de EOS werd als compromis
een tijdsconstante van 1 a 2 seconden ge
kozen.
Door de nagenoeg gelijke opbouw van de
wegen die door meet- en referentiesignaal in
het instrument worden afgelegd, is de kans
op faseverschuivingen wegens, door tempera
tuursverschillen veroorzaakte, veranderingen
van de elektrische waarden zoveel mogelijk
tegengegaan. De laatste invloeden kunnen
door het inschakelen van een „optische kort
sluiting K" tussen zend- en ontvangoptiek ge
ëlimineerd worden. Gebruikt men voor de uit
werking de nulstanden bij een faseverschil
van 90° èn 270° men onderscheidt deze
door op de draairichting van de goniometer
en de beweging van de wijzer van de meter
te letten dan wordt een mogelijke elek
trische of mechanische nulpuntsfout van de
meter geëlimineerd.
De stroomlevering geschiedt door een 12 V
batterij, via een getransistoriseerde omvormer,
separaat van de EOS opgesteld, die de hoog
spanning voor de fotomultiplicatoren en de
anodespanning voor de buizen levert.
Met een meter is het mogelijk de spanningen
te controleren van de batterij, die voor anode
en fotomultiplicatoren, en de spanningen van
referentie- en meetsignaal. De spanningen aan
de multiplicatoren kunnen aangepast worden
aan de meetomstandigheden. Aan de gloei
lamp die het licht levert voor het meetsig
naal kan een overspanning gegeven worden,
terwijl tevens voor de meter van de discrimi
nator twee gevoeligheidsbereiken ingescha
keld kunnen worden. Als zend- en ontvang
optiek worden twee naast elkaar opgestelde
cassegrain-systemen 7/800 toegepast, ieder
met een parabolische hoofdspiegel 5,3/420.
Voor het opzoeken van de reflector is een
kijker met een vergroting van 16 x aanwezig.
De reflector bevat zeven kleine prismatische
spiegels (tripelspiegels)zodat niet meer dan
een globaal richten van de reflector noodza
kelijk is. De hoekfouten van de tripelspiegels
liggen beneden de 1". Met behulp van een
richtinstrument met randverdelingen kan de
EOS in het horizontale en verticale vlak ge
draaid worden. Men kan het instrument in
het verticale vlak een helling geven van
20°. Een steek-as verbinding voor het op
stellen van een theodoliet en het toepassen
van geleide centrering is aanwezig.
2. Meting en uitwerking
Voor een ondubbelzinnige bepaling van de
afstand, tot op een even veelvoud van 3000 m,
worden de waarden van de faseverschillen
<p I en cp II cp I -j— 180° als volgt bepaald:
le t.m. 3e modulatiefrequentie (fj t.m. f3).
Steeds 1 X ingebouwde vergelijkingsafstand
en 1 X te meten afstand. 4e modulatiefre
quentie (f4) 1 X ingebouwde afstand, 2 tot
5 X de te meten afstand, weer 1 X inge
bouwde afstand.
De duur van de metingen voor een dergelijke
éénmalige afstandbepaling één meting
bedraagt naar gelang van de uitwendige om
standigheden en de te meten lengte 10 tot 15
minuten. Ter bepaling van atmosferische cor
rectie moeten, afhankelijk van de te bepalen
afstand, de luchtdruk tot op 1 a 3 Torr en
de temperatuur tot op 0,5 tot 1° C bekend
zijn.
Na middeling van de gemeten faseverschil
len qi I en cp II en bepaling van het fasever
schil cp-, tussen de te meten en ingebouwde
afstand, resp. (s) cp-, en (v) cp-, kan bereke
ning van de afstand uitgevoerd worden, met
gebruik van de frequentieverschillen Dfj en de
uit de lichtsnelheid cg (N) volgende con
stante bj.
De volgende vergelijkingen kunnen worden
opgesteld:
Dft=f4fj, Df3=f2f;i, Df8=f4—f8. Df4— f4
<Pi (s),,, (v)¥ik,= 2ggö (i 1 t/m 4) (2)
7i k4 kj, k2 ks,
73 ^4 k3, /4 k4 (3)
(s)' 7ib; -(- m;bj (i 1 t/m 4) (4)
nii^ even getal
De faseverschillen (s) cp-, (v) goj i 1 t/m
3) worden, samen met (s) cp± en (v) 994
slechts gebruikt voor de bepaling van de veel-