105 Tabel 1 STANDAARDAFWIJKING VAN ÉÉN METING Inwendige nauwkeurigheid Uitwendige nauwkeurigheid Afstand Aantal m ep m; ma (km) metingen [0] [cm] [cm] ma/S 0,02 10 0,3 0,2) 1,1 1 1 800 0,07 10 0,3 0,2) 1,0 1 7 000 0,17 10 0,2 0,1) 0,5 1 34 000 0,37 10 0,2 0,1) 0,8 1 46 000 0,68 10 0,3 0,2) 0.3 1 260 000 1,1 20 0,3 0,3 0,9 1 120 000 2,5 27 0,3 0,3 0,5 1 500 000 3,5 23 0,4 0,4 0,6 1 580 000 4,5 27 0,4 0,3 0,8 1 560 000 5,6 26 0,5 0,4 1,4 1 400 000 7,5 2 0,3 mep 0,1° ^0,07 cm. uitgewerkt als in hoofdstuk 2 beschreven. Het zijn derhalve de standaardafwijkingen van éénmaal uitgevoerde afstandbepalingen met een meettijd van 10 a 15 minuten. De voor de inwendige nauwkeurigheid bepalende stan daardafwijkingen mj werden voor de afstan den tot 0,7 km bepaald uit de standaardafwij kingen mep van de fasebepaling. Voor de af standen tussen 1,1 en 5,6 km werden hiertoe voor iedere meting de afstanden berekend zo als die volgden uit de frequenties f4 t/m f4, derhalve s4 t/m s4. De afwijkingen hiervan ten opzichte van de gemiddelde waarde 1 4 - X Sj, leidde tot nt;. 4 i=l De uitwendige nauwkeurigheid wordt bij de elektro-optische afstandmeting in hoofdzaak bepaald door de gebruikte frequenties en hun stabiliteit, centreerfouten en de atmosferische omstandigheden. Aangezien de proefmetin- gen gedurende vier weken, onder de meest verschillende omstandigheden en met dage lijks nieuwe opstellingen zo werden uitge voerd, dat op één dag steeds alle meetbare afstanden werden bepaald, kan uit een ver gelijking van het gezamenlijk gemiddelde van alle metingen en de resultaten van een enkele meting, een standaardafwijking ma worden berekend die een zeer goede benadering is van de standaardafwijking van één meting. Deze is afhankelijk van de te meten afstand en wel: voor s <f 200 m ma 1 cm sj>200m ma (0,5 cm 2.10 8. s) (9) Het gebruik van een speciale reflector (een horizontale strip met prisma's) gaf voor af standen 1 m s 170m een nauwkeurig heid van ma 0,5 cm. Voor afstanden gro ter dan 170 m gold ook hier weer formule (9). Invloeden van uitwendige omstandigheden op afstanden 1 km s 6 km konden niet wor den aangetoond. Voor afstanden 0,02 km <C s 0,67 km werden voor ma de volgende waar den gevonden: zon van opzij 0,6 cm tegen de zon gemeten 0,3 cm bedekte hemel 0,8 cm wind 0,6 cm regen 0.6 cm nevel 0,5 cm goed zicht 0,5 cm bij dag 0,8 cm schemering 0.4 cm bij nacht 0,6 cm Wanneer men rekening houdt met de toeval lige fout, dan kan op grond van dergelijke geringe afwijkingen geen aanwijsbare invloed van uitwendige omstandigheden geconsta teerd worden. In de afbeeldingen 7 en 8 zijn als verder be wijs voor de geldigheid van de in formule (9) aangegeven standaardafwijking, de geduren de de gehele periode van waarnemingen ge meten afstanden s 2,5 km en s 5,6 km, uitgezet als functie van de tijd van waarne ming en enkele uitwendige omstandigheden. De verschillende waarden van s stellen daar bij voor de resultaten van een enkele meting, uitgevoerd volgens (2). De afwijkingen As die de verschillende waarden hadden met het gezamenlijk gemid-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 17