93
De voordelen van deze methoden zijn:
Voor verschillende meetafstanden is geen
scherpstelling nodig; in de gehele meetweg is
geen glas aanwezig; de instelling geschiedt
door symmetrisch stellen van cirkels.
De uitvoering
Aan de drie elementen van de laboratorium
opstelling werd voor gebruik buitenshuis een
voor de praktijk berekende uitvoering gege
ven. De lichtbron dient een zeer kleine afme
ting te hebben, ca. 0,1 a 1,0 mm. Een gloei
lamp met een gloeidraad van dergelijke af
metingen is moeilijk te verkrijgen, bovendien
is de juiste plaats van de gloeidraad door zijn
vacuüm afsluiting, moeilijk meetbaar. Daarom
wordt gebruik gemaakt van een plaatje met
een gat van de gewenste afmeting, dat door
een gloeilamp eventueel met behulp van een
lens wordt verlicht. De plaats van het gat
(diafragma) is nu makkelijk te meten, terwijl
bij het vernieuwen van de lamp, de plaats van
het diafragma niet verandert.
Figuur 3. Een metalen zoneplaat bestaande uit een
aantal concentrische spleten.
Om het interferentiepatroon lichtsterker te
maken wordt de zoneplaat meestal uitgebreid
tot een stel concentrische spleten, waarbij de
spleetbreedte en de er tussen liggende mate
riaalstroken eenzelfde constante breedte heb
ben (dus niet te verwarren met de fresnel-
zoneplaat) (figuur 3).
Het instelkenmerk is meestal voorzien van een
aantal concentrische cirkels en is gemonteerd
in het brandvlak van een loep.
Toepassingen
Deze zogenaamde optische aligneermethode
met zoneplaat, wordt onder andere gebruikt
bij het op een rechte lijn stellen van construc
tieonderdelen, bijv. een aantal lagers. In het
eerste lager wordt dan bijv. de lichtbron ge
monteerd, in het laatste lager het instelken
merk met de loep. Wil men nu een tussenlig
gend lager plaatsen, dan monteert men hierin
de zoneplaat en plaatst men deze zodanig dat
het interferentiepatroon samenvalt met het
instelkenmerk.
Hiermede kunnen wij nu direct de voordelen
aantonen ten opzichte van bijv. de richtkijker.
Als de machine bijv. 20 m lang is en na het in
stellen van de meetlijn, gevormd door de licht
bron en het instelkenmerk, één van deze pun
ten 0,1 mm verzakt, zal dit bij plaatsing van
het middelste lager met behulp van de zone
plaat, de meetfout ter plaatse slechts 0,05 mm
zijn, of wel ca. 1 boogseconde. Bij gebruik van
een richtkijker van bijv. 40 cm lengte die in
een van de lagers wordt geplaatst, zal een
verschuiving van 0,1 mm van een van de uit
einden van de richtkijker echter op 20 m af
stand een meetfout geven van 25 x 0,1 mm r=
2,5 mm ofwel ca. 25 boogseconden, die slechts
door regelmatig hermeten en corrigeren kan
worden verminderd. Indien een ander tus
senliggend lager gemonteerd moet worden
dan behoeft alleen de zoneplaat overgeplaatst
te worden. Maar bij een richtkijker moet vaak
de scherpstelling veranderd worden. Hierdoor
kan door de mechanische dwarsspeling een
fout van enkele boogseconden optreden. Om
dat de meetmethode praktisch geen last heeft
van hoekverdraaiingen van de elementen zelf
die elk afzonderlijk in de meetrichting geen
dimensie hebben wordt zij vaak gebruikt
bij langdurige metingen, voor het bepalen van
kleine verplaatsingen, zoals bij deformatie van
gebouwen of machines. Hierbij wordt de
zoneplaat of het instelkenmerk in een kruis-
slede geplaatst, waardoor kleine verplaatsin
gen kunnen worden gemeten. De afstanden