Van fotogrammetrisch kaarteerpunt tot bijblad 156 K. J. Koens, Chef de Bureau bij de Fotogrammetrischc Dienst van het Kadaster te 's-Gravenhage. Op 1 juli 1956, tien jaar geleden derhalve, werd de Fotogrammetrische dienst van het kadaster ingesteld. Met de invoering van een moderne methode van kaartvervaardiging was het noodzakelijk, althans zeer wenselijk, dat naar een andere tekeningdrager werd uit gezien dan het tot dan toe gebruikelijke pa pier. Het materiaal waarop de eerste fotogram metrische kaarteringen, ten behoeve van ruil verkaveling of hermeting, werden vervaar digd, was het astralon. Dit heeft voor de re- produktie het voordeel, dat het transparant is. Het met inkt tekenen op astralon levert soms moeilijkheden op voor degenen die dit niet dagelijks doen; de oorspronkelijke kaarteer- bladen zijn daarom in potlood uitgevoerd. Het nadeel van een dergelijke potloodtekening is, dat bij langdurig gebruik het potlood gaat vlekken. Hierdoor ontstaat op de reproduktie een sluier over de gehele tekening, die de kopie minder fraai, zo niet lelijk maakt. Om nu het nadeel van het met potlood teke nen op astralon te elimineren, zonder de moei lijkheden van het met inkt tekenen op dit ma teriaal te introduceren, is in 1958 begonnen met het tekenen op de z.g. Wieneke-folie. Wieneke-folie bestaat uit een drager van as tralon of van polycarbonaat met daarop een witte graveerlaag. De werkwijze verliep als volgt: Door de fotogrammetrische waarnemers werd een foto ,,uitgepunt" op Wieneke-folie, waar bij de punten schetsmatig met zacht potlood werden verbonden. Op de tekenzaal werden daarna deze geprikte punten verbonden met behulp van een gra- veernaald. De tekening bestaat dan als het ware uit greppeltjes. In ons laboratorium wer den deze greppeltjes ingezwart. De speciale inkt die hiervoor dient te worden gebruikt, hecht zich aan het astralon. Nadat de gra veerlaag is schoongemaakt met petroleum, wordt deze verwijderd door de folie te dom pelen in een oplossing van 5 natronloog. Als laatste bewerking moet de folie dan nog grondig worden gespoeld en daarna ge droogd. Het voordeel van deze procedure is geen vlek kerige potloodtekening en geen moeilijkheden met het in inkt zetten ervan. Deze methode is in principe bruikbaar voor verschillende wijzen van kaartvervaardiging. Zo is bijvoor beeld geprobeerd het Werkplan II voor de ruilverkavelingsdienst te maken m.b.v. Wie neke-folie en er de bijbladvernieuwing mee ter hand te nemen. Wat dit Werkplan II be treft, werd de topografie van het langs foto grammetrische weg verkregen kaarteerblad in spiegelbeeld in blauwe kleur afgedrukt op de achterzijde van een blad Wieneke-folie. Op de graveerzijde kon men de nieuwe toestand kaarteren. Als het Werkplan II klaar was, kon men dit blad graveren en geheel opwer ken tot bijblad. Bij de Fotogrammetrische dienst werd tenslotte het definitieve kaart-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 12