EEN BESCHOUWING OVER DE SCHATTING VAN GRONDEN IN DE RUILVERKAVELING 147 Ruilverkaveling A. Luijendijk, Chef de Bureau van de Landmeetkundige Dienst van het Kadaster te Zutphen Inleiding Alvorens op het gebied van de schatting van gronden in een ruilverkaveling principes van algemene waarde vast te leggen is het wel licht nuttig na te gaan, wat thans onder het begrip ruilverkaveling wordt verstaan. De Centrale Cultuurtechnische Commissie geeft op grond van de door haar verrichte stu dies haar visie op het „gangbare'' woord ruil verkaveling in het Meerjarenplan als volgt weer: „In de meeste agrarische productiegebie den, waar de veranderingen in het agra risch productieproces en de plattelands samenleving bezig zijn zich snel en op re volutionaire wijze te voltrekken, zijn de gedeeltelijke aanpassingen, die zich ener zijds ten aanzien van de ontsluiting, ver kaveling (inclusief kavelvorm en kavel grootte), waterhuishouding, bewoning en verdere uitrusting en anderzijds ten aan zien van het maatschappelijk, geestelijk en cultureel leven hebben voltrokken, ontoe reikend om een gezonde economische en maatschappelijke ontwikkeling mogelijk te maken." De Commissie stelt dan verder dat: „onder de huidige omstandigheden een al gehele verbetering van de productiestruc tuur slechts tot stand kan worden gebracht door middel van een zgn. „ruilverkaveling nieuwe stijl", gebaseerd op de Ruilverka- velingswet 1954" en definieert vervolgens het begrip ruilverka veling als: „een samenstel van maatregelen, waarbij de technische en economische uitrusting van een gebied wordt verbeterd en de eco nomische en maatschappelijke krachten worden gestimuleerd Uit het voorgaande citaat mag deze conclusie worden getrokken, dat de reorganisatie van de agrarische produktiegebieden door middel van een zgn. „ruilverkaveling nieuwe stijl", zoals deze volgens de Ruilverkavelingswet 1954 kan worden doorgevoerd, niet meer be oogt te zijn een hulpactie voor de landbouw alleen, maar kennelijk ook een volledige syn chronisatie van ruilverkaveling (inclusief sa nering) en streekverbetering. Deze heroriëntering van de ruilverkaveling ten opzichte van de ruimtelijke ordening brengt mee dat de schatting van gronden in een ruilverkavelingsgebied een betekenis heeft verkregen, die boven het primair-agrarische raam uitgaat. Het schattingssysteem in de Ruilverkavelings wet 1954 berust dan ook op een onderscheid tussen gronden met een agrarische en een niet-agrarische bestemming. Eerstgenoemde gronden dienen n.l. te worden geschat naar het „natuurlijk voortbrengend vermogen" van de grond en laatstgenoemde naar de verkeerswaarde. In verband met dit onderscheid bepaalt art. 57 lid 4 van de Ruil verkavelingswet 1954 dat:

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 3