De ontwikkeling van deze theorie kan niet los
worden gezien van de verruimde doelstelling
van de ruilverkaveling, die blijkens het Meer
jarenplan streeft naar een algehele verbete
ring van toestanden die vanuit cultuurtech
nisch oogpunt zowel als ten aanzien van de
verkaveling verre van volmaakt zijn.
Een dergelijke algehele verbetering werd
reeds eerder toegepast op het in de oorlog
door inundatie getroffen eiland Walcheren en
later ook in de rampgebieden.
De hierboven ontwikkelde theorie betreffende
het schattingssysteem „nieuwe stijl"vindt
dan ook zijn oorsprong in de integrale oplos
sing van de verkaveling van deze gebieden
onder de bepalingen van de Herverkavelings-
wet Walcheren.
De ontwikkeling van de cultuurtechniek en de
relatief hoge subsidiepercentages droegen er
toe bij, dat in deze gebieden een zeer dichte
benadering van de verwachtingswaarde van
de gronden (toen optimale waarde geheten)
kon worden verkregen.
Het gevolg hiervan was, dat de verschillen in
gebruikswaarde van de gronden na de verka
veling onderling veel kleiner waren geworden
dan vóór de verkaveling. De eigenaren kon
den mindere gebruikswaarde van hun oude
percelen van vóór de verkaveling a.h.w. af
kopen door bijbetaling van het verschil met de
optimale produktiviteitswaarde.
Men werd dus toegedeeld naar de potentiële
waarde die in zijn gronden was gelegen, ter
wijl de tekortkomingen van vóór de verkave
ling in geld werden verrekend.
Het is dan ook begrijpelijk, dat bij een dure
integrale ruilverkaveling evenzeer behoefte
ontstond aan een schattingssysteem, waarvan
in de eerste plaats de oorspronkelijke eigenaar
kon profiteren. Maar evenzeer is het begrijpe
lijk, dat ter wille van ontginningen, herontgin
ningen en verbeteringen in de waterhuishou
ding op betrekkelijk kleine schaal, bij goed
kopere, meer administratieve ruilverkavelin
gen dus, de behoefte aan een dergelijk sys
teem weer minder groot is. Immers, ook na de
ruilverkaveling blijven dan de gronden nog
sterk in gebruikswaarde verschillen, omdat de
cultuurtechnische gebreken niet of slechts ten
dele worden opgeheven. Of anders gezegd,
men zou al bij voorbaat weten, dat de opti
male verwachtingswaarde niet gerealiseerd
zou kunnen worden. Toedeling volgens het
systeem van de verwachtingswaarde zou bij
gevolg tot moeilijkheden leiden.
In hoeverre de praktische toepassing van de
schatting „nieuwe stijl" het principe van een
zo billijk mogelijke toedeling en dito kosten
verdeling voor elke deelnemer afzonderlijk
heeft weten te ondersteunen, zal hierna nog
mede in beschouwing worden genomen.
Het begrip waarde in de ruilverkaveling
Iedere belanghebbende (eigenaar of pachter)
heeft aanspraak op het verkrijgen van een be
paalde waarde aan kavels naar de maatstaven
als bepaald in de art. 10, 11 en 18 van de
Ruilverkavelingswet 1954. De wet spreekt
derhalve uitdrukkelijk van waarden en niet
van prijzen van de grond. De prijs van een
voorwerp richt zich n.l. niet alleen naar het
objectieve nut dat dit voorwerp bezit, ener
zijds als het resultaat van een produktiepro-
ces en anderzijds voor de consumptie, maar
de prijs laat zich óók bepalen door meer sub
jectieve waardeoordelen.
Eenzelfde verschijnsel kunnen wij óók con
stateren bij de waardering van landbouwgron
den.
Voor wat de kostprijs van landbouwgronden
betreft, zijn vraag en aanbod beslissende fac
toren, die op hun beurt weer beïnvloed wor
den door allerlei overwegingen en omstandig
heden. Men denke b.v. aan toekomstperspec
tieven, aan de aantrekkingskracht van de
grond als beleggingsobject en verder nog aan
de mogelijke dwangpositie van de koper.
Het complexe karakter van de waardering van
landbouwgronden openbaart zich dan ook
duidelijk door het feit, dat er een groot aan
tal waarden zijn te onderscheiden, waardoor
het nauwelijks meer mogelijk is om zonder een
nadere omschrijving te spreken van de waar
de van de grond in het algemeen.
Het zal duidelijk zijn, dat in het engere ver
band van een ruilverkaveling het resultaat van
de schatting niet beïnvloed mag worden door
allerlei beschouwingen van persoonlijke aard.
Met het oog op het vaststellen van een ruil
waarde heeft men dan ook gezocht naar een
meer objectieve waardemaatstaf, die de in
vloed van allerlei bijzondere factoren, die in
geen enkele relatie staan tot het producerend
vermogen van de grond, wil elimineren.
Het resultaat van het onderzoek is geweest
dat voor het vaststellen van deze ruilwaarde
de natuurlijke vruchtbaarheid van de grond
zonder kunstmest dus principieel op de
voorgrond is gesteld.
Men kan daarbij het begrip ruilwaarde nog
op verschillende wijze analyseren.
In de eerste plaats zou men kunnen denken
aan een ruilwaarde, waarbij speciaal wordt
150