151
gelet op de opbouw van het bodemprofiel en
op de aard en de samenstelling van de ver
schillende grondlagen, evenals onder de oude
wet het geval was. Daarbij kon dan tevens
rekening worden gehouden met andere, meer
blijvende agrarische produktiefactoren, die
van invloed zijn op het produktievermogen
van de grond, als diepte van grondwaterstand,
schade van boomwortels, schaduw van bomen,
ongelijke ligging e.d.
Andere factoren, zoals ligging t.o.v. verharde
wegen, vorm en grootte van de percelen, wer
den niet in de waardeclassificatie begrepen,
omdat zij niet direct van invloed waren op het
van nature voortbrengend vermogen van de
grond. De schatting volgens dit systeem be
oogt dus zuiver vast te stellen een ruilwaarde
van de grond als produktiefactor in een
situatie, zoals de grond er op dat moment
landbouwkundig bij ligt.
Tijdelijke factoren als bijv. de cultuurtoestand
konden door middel van een toeslag of aftrek
deze waarde vermeerderen c.q. verminderen.
Het begrip ruilwaarde kunnen we echter óók
benaderen vanuit art. 98 sub b van de Ruil-
verkavelingswet 1954, Bij dit artikel wordt het
nut dat de ruilverkaveling voor de eigenaar
heeft gehad, gebaseerd op de bereikte waarde
vermeerdering van de gronden. In de inlei
ding werd er reeds op gewezen, dat de ruil
verkaveling .nieuwe stijl" een algehele ver
betering van de produktiestructuur van de
streek beoogt tot stand te brengen, zowel ten
aanzien van de gebruikswaarde van de gron
den als van de overige produktieomstandig-
heden.
Voorheen, onder de vorige wetten, werden
cultuurtechnische verbeteringen als egalisa
ties, ontginningen erd. doorgaans als „parti
culier object" uitgevoerd in opdracht van de
desbetreffende eigenaar. Ieder particulier ob
ject werd van Rijkswege afzonderlijk gesubsi
dieerd, terwijl betaling van het niet door sub
sidie gedekte deel van de kosten door betrok
kenen via de ruilverkavelingsrente kon plaats
vinden. Deze particuliere objecten stonden in
feite los van de normale ruilverkavelingswerk
zaamheden volgens het plan van voorzienin-
gen.
Vele eigenaren zijn echter buiten ruilverkave-
lingsverband niet of nauwelijks in staat op
eigen gelegenheid door kostbare ontginningen
of herontginningen de potentiële waarde van
hun gronden te verbeteren.
Ingevolge art. 54 der wet geschiedt thans de
uitvoering van alle verbeteringen alleen in
opdracht van de Plaatselijke Commissie, zo
nodig zelfs zonder toestemming van de eige
naar, indien naar het oordeel van de Centrale
Commissie het belang van de ruilverkaveling
zulks vordert.
Door een en ander kan de natuurlijke pro-
duktiviteitswaarde van de gronden dan ook
aanmerkelijk stijgen.
Door nu deze waardevermeerdering reeds bij
de eerste schatting te fixeren, baseren wij de
ruilwaarde op iets, dat thans genoemd wordt
de ruilverkavelingsverwachtingswaarde. Op
deze wijze kan de oude eigenaar bij de toe
deling volledig profiteren van de potentiële
waarde, die reeds vóór de uitvoering van de
ruilverkaveling in zijn gronden is gelegen.
Dat de waardevermeerdering van de gronden
tengevolge van de cultuurtechnische verbete
ringen de eigenaren naar rato van hun in
breng ten goede zal kunnen komen, wordt
bevestigd door de laatste volzin van het eerste
lid van art. 11 van de wet, waarin wordt ge
steld dat op verzoek van de eigenaar de waar
devermeerdering in geld zal worden verre
kend, voorzover het belang van de ruilverka
veling zich hiertegen niet verzet. Ook art. 14
geeft deze mogelijkheid tot verrekening, want
zo staat er:
„iedere eigenaar wordt grond toegedeeld,
bij voorbaat geheel of gedeeltelijk be
staande uit het onroerend goed, dat van
hem is opgenomen in de ruilverkaveling,
voorzover het belang van de ruilverkave
ling zich hiertegen niet verzet."
In dat geval behoeft de ingebrachte opper
vlakte niet veel af te wijken van de toege
deelde oppervlakte, omdat de waardeveran-
ringen niet in grond doch in geld worden ver
rekend, indien de eigenaar zulks wenst.
Een positie dus, waarin deze eigenaar zich
óók zou hebben kunnen plaatsen indien hij de
cultuurtechnische werken nog als „particulier
object" had kunnen laten uitvoeren, zoals
onder de oude wet het geval was.
Op grond van bovenstaande overwegingen
kan thans de vraag worden gesteld, hoe de
praktische toepassing van het schattingssys
teem van de verwachtingswaarde op de meest
billijke en doelmatige wijze kan geschieden.
De uitvoering van de schatting
Bij de overwegingen tot het vaststellen van de
waarde van de gronden in een ruilverkave-
lingsgebied moeten wij uitgaan van een twee
tal grondprincipes: