schermer (de eigenaar bevorderde een fic
tieve afstand van zijn grond; de beschermer
betaalde daarna zijn hoge belastingen). Dit
systeem werd zo verbreid dat in 395 een wet
de patroon bedreigde met confiscatie, als hij
met die praktijken doorging. Daaraan vooraf
waren reeds, te beginnen met het jaar 368,
boeten ingesteld ter beteugeling.
Na de invoering van het Christendom (Kop-
tische kerk) ontstond de strijd tussen de
Egyptische traditie en de Romeinse vernieu
wingen. Wij vinden die strijd ook in het goe-
derenbeheer en in de vorm van testamenten
en koopakten.
V. Boulard geeft in zijn boek „La vente dans
les actes Coptes" één voorbeeld van een akte
uit die tijd (toen de meeste documenten een
„invocation trinitaire copte, doublée d'une in
vocation des souverains, accompagnée d un
serment" inhielden, zoals de oudere akten),
waar Sara een derde van een huis verkoopt,
dat zij door erfopvolging verkreeg:
Iets verder zegt dan de verkoper: Ik, hande
lend uit vrije wil en overtuigd, zonder enige
„dol, ni contrainte, ni violence, ni spoliotion,
ni méchanceté", ik zweer bij de consubstan
tiële heilige drieëenheid en bij de gratie van
de heren, die over ons regeren in opdracht
van God, dat ik overdraag tegen de prijs die
U mij hebt gegeven (en) die ik gewogen
heb
In een andere akte zegt een debiteur aan zijn
zoon (na een verklaring dat hij een schuld bij
hem heeft)
Daarnaast ziet men toch ook nog wel Kop-
tische contracten die, evenals de oude (opge
maakt onder de farao's), vervloekingen in
houden tegen diegenen, die weigeren hun con
tractuele verplichtingen na te komen. In het
algemeen echter is men al aangeland bij de
redactie van de Romeinse akten. Dat zegt
reeds de clausule: „Hij betaalt een boete
(poena) van 36 sous d'or aan de autoriteit".
Ook bij de testamenten staat, evenals bij de
andere akten, aan het begin de sacramentele
formule: „In de naam van de heilige God",
waaraan dan enkele bijbelteksten uit het N.T.
worden toegevoegd: „gij zijt aarde (stof) en
tot de aarde (stof) zult gij wederkeren" of:
„waak op, want gij kunt uw uur niet bepa
len", of dergelijke.
Tot omstreeks 525 kon ook een geestelijke tot
erfgenaam een andere persoon benoemen dan
de gemeenschap. In het algemeen: de eige
naar van onroerend goed kon geheel vrij en op
zijn wijze over zijn eigendom beschikken. En
het onderscheid tussen res mancipi en res nee
mancipi was verdwenen uit het Romeinse
recht. Onder Justinianus zien wij een politieke
decadentie in het keizerrijk. De macht van
kloosters en kerkhoofden had zijn hoogste
punt bereikt. Egypte begint in de 6e eeuw
sterker te verlangen naar het afschudden van
het Romeinse juk, een verlangen dat het met
Syrië gemeen had.
Onder de Arabische heerschappij zonk men
echter dieper dan ooit (de armoede van de
Arabische bodem was één van de redenen der
verovering). Wat de eigendomsvormen be
treft, onderscheiden de muzelmannen de vol
gende hoofdverdeling: 1. eigendom onderwor
pen aan de dime (of ouchouri-gronden)2.
khardji (gronden onderworpen aan cijns):
3. eigendom uit de dode hand, de wakf.
Tussen 642 en 1517 waren de Islamieten de
baas in Egypte. De grond was oorlogsbuit
van de khalif en zijn leger; de eigenaren heb
ben het gebruik, maar betalen de khardji, een
soort grondbelasting (vgl. b. v. Sylvestre de
179
In naam van de vader, de zoon en de heilige geest,
van de consubstantiële drieëenheid en van de
macht en de zekerheid van dc koningen die over
de gehele aarde regeren, in opdracht van God al
machtig, verklaren wij
ter ene, ik, Sara, vrouw van de gelukkige Theo-
philus, wiens moeder is Tithere
ter andere, Phabarmon, zoon van Paste, overeen
stemmend met zijn echtgenote in alles wat in deze
akte geschreven staat
Ik stel onder je hand (beheer) mijn huis, zodat je
eigenaar van dit huis bent totdat ik de twee „sous
en or" op de bepaalde tijd heb betaald. Als deze
tijd voorbij gaat zonder dat ik betaalde, regeer
(bezit) je mijn huis, je woont er in, je geeft het
uit in huur, je verkoopt het, je handelt in elk op
zicht zoals het je behaagt.
Onder ouchouri vallen dan alle gronden in het
eigenlijke Arabië en bevloeid door de Arabische
stromen, en tevens die buiten Arabië, van welke
de eigenaren de Islam omhelzen. De khardji is dan
de rest, niet bevloeid door de Arabische stromen,
behorende aan niet-muzelmannen, die de tribuut
(khardji) betalen. Dit systeem werkte nog tot na
1922. Het verschil is, dat de Ouchouri-eigenaar
alleen 1/10 van de oogst betaalt, maar dan wer
kelijk de beschikking over de grond heeft, terwijl
de khardji-eigenaar een belasting betaalt boven de
dime, niet afhankelijk van de oogst, maar geschat
op 1/3 van een goede oogst, terwijl hij geen rech
ten als eigenaar kan laten gelden. Ook overdracht
door vererving was niet toegestaan. De wakf-
gronden zijn belast ten behoeve van publieke gods
dienstige gebouwen, moskeeën en heilige steden in
Arabië.