181 den hebben particulieren een absoluut eigendoms recht; de wakf lijken enigszins op de gronden in het oude rijk der farao's. Ze worden nog ver deeld in wakf-publiek, -particulier en -khedive. (Over de uitgebreidheid van elk onderdeel leze men: Mohammed Moursy, Étenduc de la propriété en Egypte.) Grootgrondbezit is eerder een uitzondering dan een veel voorkomend euvel. De nieuwere tijd Vóór de hervorming van de agrarische struc tuur in Egypte, zo omstreeks het begin van de 19e eeuw, was het meeste land feitelijk staats eigendom. Dat was voornamelijk het gevolg van de vele revoluties en van de veranderin gen, die bevolking en heersende klasse door de jaren heen had te ondergaan. Wij moeten die staatseigendom echter niet zien met de ogen van een Nederlander. Staatsgronden werden beheerd volgens het iltizam-systeem, dat wij reeds noemden, overeenkomstig het welk de multazim (lid van een militaire kaste, welke met de staat een contract had gesloten over de belastinginning) wel verplicht was een som gelds (hilwan) te betalen aan zijn iltizam, als hij land accepteerde als belasting, maar zelf weer kon proberen huur te innen van de fellah, die er op werkte. Dat leidde tot misbruiken. Toen op het einde van de 18e eeuw de multa zim ophielden een zuiver militaire groep te vormen, infiltreerden geleidelijk vele ambte naren (ulama), bedoeïnenhoofden e.a., maar het essentiële van dit systeem bleef het ver huren van het recht van belastingheffing op staatsgronden. Staatseigendom als een recht verzwakte op het einde van de 18e eeuw, vooral doordat de iltizam niet voor korte tijd, maar langzamer hand voor het leven van de houder gehand haafd bleven, en nog later werd het zelfs als vererfbaar en overdraagbaar eigendom be schouwd (vgl: Lancret et Estive, Description de l'Egypte: état moderne; 4dln. Paris 1809 1812). De Staat ontving wel de miri (grond belasting), maar had overigens weinig te zeg gen over het land, dat toch feitelijk staats- grond was. De iltizan, de oorspronkelijke huurders dus van de belastinggaarders of multazim begonnen meer en meer te lijken op particuliere eigenaren, al werd dit nooit offi cieel erkend. Bovendien werd een belangrijk deel van de grond (in 1812 meer dan 600.000 feddans in Boven-Egypte en omgeving Kaïro) wakf-land, zijnde „endowed property not sub ject to normal transaction its income being assigned by the founder". Nadat Mohammed Ali pasja was geworden bande hij het iltizam-systeem uit, confis queerde een deel van de opbrengst en hief een rechtstreekse belasting. Wie niet betalen kon droeg z'n eigendom over aan Moham med Ali's aanhangers en familieleden. Onder de naam van al-madbut ging in 1814 (na de moord op de Mammelukken) het meeste land, in plaats van naar andere multazim zoals vroeger, over naar de Staat, natuurlijk niet zonder felle protesten en zelfs ondanks de druk van het leger, dat van Mohammed Ali vergoeding eiste (en ook kreeg). Alle risqa-land (risqa vergunning of toe lage; „grant of land, held in full ownership"), dat in wakf was omgezet, werd ingeschreven en de als eigenaren optredenden gecompen seerd. Van het overige risqa-land (dat over eenkwam met volle eigendom) werd kharaj (grondbelasting) geheven. Het usya-land. dat eigenlijk particuliere, belastingvrije grond was, trachtte men eveneens te confisqueren, maar de sterke oppositie won in zover, dat oogsten door de multazim op die grond werd toegestaan, althans voor de lente van 1814. Natuurlijk ging dit alles niet zo regelmatig: Mengi vertelt dat de compensatie voorname lijk werd uitbetaald aan de inspecteurs van de grote moskeeën. De kleintjes werden gene geerd. Maar ook zelfs de instituten die van de opbrengst van wakf-gronden bestonden, moesten worden gesloten of werden verlaten. Ook bevorderde Mohammed Ali een nieuw kadastraal onderzoek (rauk). De landregi- stratie van Opper-Egypte was in 1812 gereed, nadat Ibrahim Pasja, de aangenomen zoon van Mohammed Ali, tot gouverneur was be noemd. In 1814 startten de opnemingen (qiyas) in Beneden-Egypte; alle land was in geschreven door de dorpsgemeenschap, welk orgaan nu verantwoordelijk werd voor het be talen van de belastingen aan de staat (dus nu zonder bemiddeling van de multazim, zoals vroeger). De fellah's kregen gedurende de regering van Mohammed Ali geen eigendom (of recht op nalatenschappen) van onroerend goed. De boer werd alleen de man, die de grond voor de Staat bewerkte. De positie van de bevoorrechte klasse werd ondermijnd door het heersende systeem en er werd een basis gelegd voor de latere ontwikke ling in de richting van particulier landbezit, dus ook voor de boeren. Mohammed Ali begon reeds in 1829 aan particulieren ongecultiveerd

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 13