Zo verkreeg men dan eindelijk voor het grootste deel van het land particuliere eigen dom en van het onderscheid tussen ushuriya en kharajiya bleef vrijwel niets over. De mou kabalah-wet werd in 1876 ingetrokken, nog eens een paar jaar in werking gesteld en in 1880 definitief ingetrokken, maar de rechten werden gehandhaafd voor ieder, die betaald had. De ministerraad besloot aan alle eigena ren speciale documenten te verstrekken (hujaj). Deze bevestigen hun rechten als volle eigenaar. 182 land (veelal gronden van insolvabele dorpen etc.) uit te geven. Het aanvankelijke recht van vruchtgebruik werd in 1836 bij decreet omgezet in het recht van erfgenaamschap voor de oudste zoon, terwijl in 1842 en 1846 wetten werden uitgevaardigd, die verkoop of overdracht van dit ib-adiya niet-geculti- veerd, wel gemeten, maar niet gekadastreerd land) toestonden, cq. voorzagen in de moge lijkheid van verpanding van adhariya-land door fellah's (of wel de overdracht bij certi ficaat van de sheik of bij certificaat, onder tekend in tegenwoordigheid van getuigen). Ook deze ontwikkeling ging niet ongestoord: onder Abbas I b.v. (van 18491854de kleinzoon van Mohammed Ali, werd de ont wikkeling weer gestuit, terwijl diens opvolger Sa'id 1854-1863) door uitvaardiging van de wet 1858 opnieuw een belangrijke stap deed in de richting van bevordering van het verkrijgen van particuliere eigendomsrechten op de grond, waarbij weer onderscheid moet worden gemaakt tussen: 1. land, waarvan de blote eigendom (raqaba) aan de eigenaar werd geschonken en 2. het athrariya-land, dat fellah-families volgens het gewoonterecht mochten bebouwen, maar niet konden erven. Wat 1) betreft: het betekende dat in 1886 reeds meer dan 29 op die wijze was toegewezen. Zo n recht kon worden overgedragen. De wet van 1858 noemde dit land „the full property of whomsoever received Het was volle eigendom. Hetzelfde gold trouwens voor de wakf-gronden, die tot dat tijd stip ook niet voor overdracht vatbaar waren. Werd zulke grond gevorderd voor algemeen ge bruik, dan kon men compensatie eisen. Voor wat 2) aangaat: men noemt dit ook Khara- jiya-land, d.i. land, waarvan khara belas ting) moest worden betaald. Sedert 1855 was dit wel erf baar. De wet van 1858 legde dit erfgenaam schap vast (volgens de Moslim-wet ook voor vrouwen). Ieder, die de grond continu bebouwde en belasting betaalde, werd na vijf jaar definitief eigenaar. Bij elke mutatie was inschrijving ver plicht. Ook zij die bomen plantten op hun land of gebouwen of waterraderen oprichtten, werden als volle eigenaar aangemerkt. Zelfs in 1883 waren er nog klachten over de regering, die bleef doorgaan belasting te hef fen ook van onteigend kharajiya-land. Sa'id maakte verstrekkende plannen voor een op wetenschappelijke basis uitgevoerde alge mene kadastrering; in het systeem van Mo hammed Ali waren al te veel lacunes ontdekt. Die taak werd echter te zwaar. De enige ge bieden waar een en ander goed werd uitge voerd hadden betrekking op die delen, van welke de documenten voor de grondregistra- tie sinds 1812-1814 verloren waren gegaan (en dat waren er heel wat), en op die stuk ken ook, welke als ,,te groot" in de akten waren vermeld en eindelijk in het zuiden, on geveer de tegenwoordige provincie Assoean, tot waar Mohammed Ali met zijn opneming niet gekomen was. Onder Isma'il's regering ontwikkelde zich het eigendomsrecht verder. Zo werd bij besluit van 1866 aan kharajiya-eigenaren toegestaan bij testament over hun land te beschikken, maar het overmaken eiste nog wel de toestem ming van de Khedive. De wet van 1871 (de moukabalah-wet) verminderde de belasting tot de helft voor ieder die zes jaar belasting vooruitbetaalde en blijkens verschillende schrijvers werd reeds in 1874 geconstateerd dat slechts van een klein gedeelte cultuur grond de moukabalah niet betaald was. Wij verwijzen b.v. naar Y. Artin, La propriété foncière en Egypte, Cairo 1883 en Claudy. Histoire financière de l'Egypte depuis Sa'id Pacha, Paris 1878. Van 1881 af moest alle land, in gebruik bij een familie, worden ingeschreven in de mukal- lafa, het grond- en grondbelastingregister. Een besluit van 1891 gaf volledige eigen domsrechten aan eigenaren van kharajiya, waarvoor geen belasting was betaald volgens de moukabalah-wet; in 1896 liet de regering ook de rechten op kharajiya en mulk vallen; na 1899 werden de nieuwe belastingen geba seerd op de opbrengst en behoorden de 19e eeuwse categorieën tot het verleden. Die nieuwe belastingen werden ingevoerd tussen 1905 en 1912, nadat de modernere kadastrale opnemingen waren gereed gekomen vgl. H. G. Lyons, The cadastral survey of Egypt 18021907, Cairo 1908). Dit kadaster was reeds in 1892 begonnen met een opneming van het staatsbezit, nadat een voorgaande po ging tussen 1879 en 1888 om financiële rede-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 14