183
nen was mislukt. In 1898 vormde men een
Centraal Landmeetkundige afdeling als ge
volg waarvan de afzonderlijke, reeds bestaan
de, eenheden werden opgeheven. De alge
mene kaart op schaal van 1 2500 kwam in
1907 gereed en daarmee tevens een behoor
lijke grondregistratie, die tot dusver veel te
wensen overliet.
Enkele factoren van de landverdelings-
methoden in de 19e eeuw
Hoewel Mohammed Ali bij het begin van zijn
regering de iltizam had afgeschaft, voerde hij
tegen het einde er van een soortgelijk systeem
in onder de naam uhda of al-uhda. Door de
gedeeltelijke ontvolking van de dorpen als ge
volg van de gedwongen militaire dienst en de
zware belastingdruk ontstond de grote belas
tingachterstand. Om de schatkist te vullen
vaardigde hij in 1840 een decreet uit, dat hoge
ambtenaren en legerofficieren, alsook ande
ren, die in de oorlog(l) rijk geworden waren,
dwong de achterstallige belasting te betalen
van gehele dorpen. Deze belasting ontvingen
zij als uhda land, waarvoor iemand een
belastinggarantie gaf; het woord betekent
„verantwoordelijkheidterwijl zij ook in de
toekomst voor die plichten garant moesten
staan.
Ook de familieleden van Mohammed Ali profi
teerden: hun royale landgoederen (jafalik) komen
in verschillende statistieken van schrijvers uit de
19e eeuw voor (Bowling).
Trouwen, omstreeks 1950 bezat de sultans-fami-
lie alleen al in de provincie Minya nog meer dan
4000 feddans.
De fellah's hielden wel hun athariya-land, maar
moesten nu de belasting voldoen bij de uhda-
houder i.p.v. bij de Staat. Uhda verschilde van
iltizam in zoverre, dat de houder niet hogere be
lastingen mocht heffen dan de Pasja bij decreet
had vastgesteld, maar het kwam er mee overeen,
omdat hij ook onder uhda een perceel belasting
vrij land ontving, terwijl hij onbetaalde arbeid kon
vragen van de fellah's uit zijn uhda-land (Artin).
Uit officiële documenten blijkt dat de totale op
brengst van uhda onder Mohammed Ali meer dan
1200000 f. bedroeg, van welke slechts 100000 f. in
Boven-Egypte lagen. (Een kwart er van be
hoorde volgens het Eng. Foreign Office in 1844
aan Mohammed Ali's familie. Het blijft een duis
tere zaak hoe deze rijkaards eigenaar werden; op
de wet steunden zij niet.)
In de 19e eeuw traden er, naast de vorming
van uitgebreide landgoederen, nog andere
wijzigingen op in de uitgifte van land: er ont
stonden meer complexen van middelbare
grootte en meer kleine bezittingen, maar ook
een grote groep van bezitloze boeren.
Verkleining en versnippering ontstond ook
hier door erfpachtsbepalingen en, voor zover
het zich verrijkende politici betrof, door ver
beurdverklaring (Ismail al-Mufettish, minis
ter van Financiën, een mooi voorbeeld).
Belangrijke wijzigingen traden op na het
bankroet van Isma'il en de Egyptische staat in
1878. Ismail gaf toen familierechten prijs op
meer dan 425.000 feddans land, ten behoeve
van de staat, om een lening van de Rotschilds
zeker te stellen (lees: P. Gelat, Répertoire de
la legislation et de l'administration égyptien,
1897 1899). Ontzaglijk veel land ging door
verkoop in andere handen over. Op het eind
van de eeuw was er aldus een grote nieuwe
groep van landeigenaren opgekomen, voorna
melijk als gevolg van de gewijzigde econo
mische omstandigheden en niet meer worte
lend in de machtssystemen van vóór de
Engelse bezetting. Van 1813 af en nog
onder Abbas en Sa id vertrokken hele fa
milies uit de dorpen wegens „the burden of
taxation", wegens „economie collapse and in
ability to cultivate the land and pay taxes"
(Artin). Het is begrijpelijk als men weet dat
in 1856 de belasting op middelmatig en zelfs
op vrij slecht land van 1/4 van de oogst tot
1/3 van de oogst steeg.
Hoewel de wetten deze vluchtelingen uit
nood nog een jaar of 15 tijd gaven om terug
te keren, bepaalde de Landwet van 1858 ech
ter, dat reeds na een afwezigheid van vijf jaar
alle rechten op de grond zouden vervallen.
Veel van de verlaten grond werd door de
Staat gegeven of verkocht -- aan grote
landeigenaren, hoge burgerlijke ambtenaren
en ook wel aan Europeanen. In 1864 werd
dan een nieuwe classificatie ingevoerd (onder
Sa'id), waardoor de belasting tot 1/2 oogst
steeg, terwijl er bij decreet van 1865 een ver
bod werd uitgevaardigd om het land te ver
laten. Zeker in 1890 was die vlucht echter nog
niet opgehouden.
Als na de Britse bezetting na 1883 het
nieuwe administratieve systeem begon te wer
ken, raakten vele belastinginners hun baantje
kwijt en met de groei van de omstandigheden
in de dorpen kwam er een nieuwe umda-stand
op met minder persoonlijke macht (umda
dorpshoofd, vroeger meestal grootgrondbezit
ter).
Voornamelijk als gevolg van Napoleons cam
pagnes tegen de Ottomanen en Mammeluk-
ken die de voornaamste multazims waren
kregen de ulama een positie van algemeen
publiek en politiek belang. Deze positie werd