nog verstevigd nadat Mohammed Ali bij het begin van zijn regering een regulering bekend maakte volgens welke godsdienstleiders en fuqaha leraren van de heilige wet) wer den vrijgesteld van extra heffingen. Zij waren de enige uitzondering op de algemene regel. In ruil voor die bescherming kregen de ulama vele stukken land en dorpsdelen (hisas) toe gewezen en dat vrijwel voor niets. Die voor de ulama gouden tijd duurde echter niet langer dan Mohammed Ali tijd nodig had om zijn wet te consolideren. Na 1814 verloren zij hun invloed als voor naamste bezitters. Al spoedig kwamen in hun plaats de Kopten op. Naast hen werden ver schillende rijke christenen in staat gesteld land en boerderijen aan te kopen in de Delta, die omstreeks 1870 het ontwikkelingsgebied was. In de 19e eeuw steeg ook het aantal landeige naren onder de vreemdelingen (die tot dan volgens de Moslimwet waren uitgesloten). In Egypte negeerde Mohammed Ali die Moslimwet ondanks het feit dat Abbas ver bood, aan vreemdelingen eigendomsbewijzen te verstrekken. Overdracht aan vreemdelin gen werd in de hand gewerkt door de vele in beslagnemingen wegens (belastingschulden. Crediteuren waren juist vaak vreemdelingen. In 1887 was volgens officiële publikaties reeds meer dan een kwartmiljoen feddans in hun handen en omstreeks 1897 meer dan een half miljoen of ca. 12 van alle land, als men de staatseigendom uitschakelt. De Kanaalzone en Suez spanden in het begin van deze eeuw de kroon: meer dan 30 van het totaaloppervlak was in „vreemde" han den.Hoewel men veelal handel in onroerend goed beoogde, hebben toch verschillende grote maatschappijen getracht, de grond zelf te bewerken. Bekende voorbeelden zijn zeker de (Franse) maatschappij Kom-el Akhdar met 30.000 feddans en Buhaira, die in 1888 al een miljoen pond verloren hadden en moesten eindigen, de met meer succes werkende S. A. d' Irrigation dans le Béhéra met 150.000 fed dans, de Aboukir Company met de droog making van het meer van Aboukir (31.000 f. de Société Foncière d'Egypte, opgericht 1896 en de Belgische S. A. Agricole et Industrièlle d'Egypte van 1897 met een kapitaal van 701.000 Eng. pond. Zo ontstonden er meer groeperingen, die land kochten en verkochten (en nu en dan ook bewerkten). Daarnaast kwam op wij noemen alleen de grootste de Crédit Foncier Egyptien met voornamelijk Frans kapitaal, dat in 1902 zelfs tot 83 mil joen Eng. ponden was aangegroeid. De 19e eeuw toonde dus een spectaculaire aanwas van het privébezit van Mohammed Ali en zijn familie, welke familie zelfs na 1870 toen toch een belangrijk deel van het bezit in handen van de Staat kwam tot de grootste landeigenaren bleef behoren. Van de hoge ambtenaren en dorpsnotabelen als landeigenaren bleef na de regering van Ismael niet veel over. Zij verdwenen van het toneel. Na de vestiging van Bedoeïnenstammen kwam veel land in handen van de stamhoof den. De „Uama" religieuze leiders) ver loren hun leidende positie in het begin van de eeuw. De Engelse bezetting bevorderde (na 1880) de opkomst van een nieuwe klasse van rijke stedelingen, onder wie vele vreemdelingen, en grote maatschappijen. De landverdeling in de 20e eeuw De officiële statistieken kunnen van ca. 1896 af betrouwbaar worden genoemd. De provin cies voegden daarbij hun gedetailleerde ge gevens eerst na 1919, toen tevens statistieken van 1901 publiek werden. De betrouwbaar heid steeg nog na voltooiing van de kadas trale meting en -registratie, maar een geheel juist beeld krijgt men moeilijk, le omdat die registratie was gebaseerd op de WIRD, het belastingdocument dat aan de landeigenaren in elk dorp werd verstrekt en er even vaak een eigenaar in de statistiek verscheen als het aantal dorpen, waar hij eigendommen bezat (soms bedroeg dat aantal 10 en meer): 2e één eigendom was vaak in handen van vele eigenaren. Dat gemeenschappelijk bezit (al- aradi) omvatte meer dan 30.000 feddans van het gedurende de agrarische hervorming ge confisqueerde land. Het landhervormingsco mité publiceerde deze cijfers in 1954 (machts overname Nasser). Volgens de Agricultural Census of Egypt 1939, gepubliceerd in 1946, waren er nog geen 850.000 grondgebruikers, die zelf hun grond bewerkten, terwijl de statistiek van de landeigendom aangeeft, dat er 1.750.000 per sonen eigenaar waren van één of enkele fed dans, 2.300.000 tot 5 feddans, en 2.400.000 tot 10 feddans. 184

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1966 | | pagina 16