235
situatietekening aangeduid met bouwnummer
20, uitmakende een ter plaatse aangeduid ge
deelte groot ongeveer 3.23 are van het ge
noemde kadastrale perceel; bij notariële akte
van 14 juni 1963 heeft B aan Y verkocht en
in eigendom overgedragen; bouwterrein met
daarop inmiddels door verkoper gebouwd
woonhuis met garage en aanhorigheden te Z,
plaatselijk bekend q-straat, hoek p-straat,
kavel nummer 20 in een bouwplan, kadastraal
bekend gemeente Z, sectie A en uitmakende
van het nummer 2331 dat gedeelte groot on
geveer 3.23 are, door verkoper in eigendom
verkregen door overschrijving van de eerder
genoemde notariële akte van 20 juli 1962; de
door de splitsing van het kadastrale perceel Z
A 2331 nodig geworden opmeting is door de
landmeetkundige dienst verricht; de land
meter zond de dato 23 oktober 1964 aan be-
langh. de kennisgeving van de uitkomsten
van de opmeting, welke inhoudt dat nieuw is
gevormd het kadastraal perceel Z A 3083.
groot 6.18 are, gesteld ten name van belangh.,
onder vermelding mede-eigenaar voor 3.23
a Y""; bij zijn uitspraak op het tegen deze
uitkomsten ingediende bezwaarschrift heeft
de landmeter het bezwaar van belangh. on
gegrond verklaard; voornoemd nieuw ge
vormd perceel Z A 3083 omvat alleen de on
roerende goederen welke belangh. en Y vol
gens voornoemde akten verwierven; de grens
van dit perceel valt samen met de eigendoms-
grenzen van de door belangh. en Y verwor
ven eigendommen, hiervoor bedoeld, voor zo
ver die eigendomsgrenzen niet gemeenschap
pelijk zijn; toen de landmeter het terrein be
zocht voor de opmeting als gevolg van de
splitsing van het perceel Z A 2331 werd hem
door belangh. en Y een niet eensluidende
grens aangewezen;
standpunt van belangh.:
Hij verlangt dat het Hof zal bepalen dat voor
de te boekstelling in de kadastrale legger van
de percelen p-straat 2 en 4 (op de situatie
tekening no. 20 en 19) als grensscheiding
wordt aangegeven: een lijn gelegen in het
midden tussen beide woningen, evenwijdig
aan de erfscheiding van de percelen p-straat
4 en 6, gaande vanaf de openbare weg p-
straat tot aan het perceel q-straat 25; belangh.
bedoelt blijkens de mondelinge behandeling
hiermede dat als kadastrale grens tussen zijn
eigendom en dat van zijn buurman Y zal wor
den genomen een rechte lijn loodrecht staan
de op de lijn van de achtergevels van hun wo
ningen, in het verlengde van het loodrecht op
die achtergevels staande scheidingsmuurtje,
en lopende tot aan de achtergrens van hun
eigendommen, hetgeen tot gevolg heeft dat
die kadastrale grenslijn komt te lopen door de
garage van Y welke grotendeels achter de
woning van Y doch deels achter de woning
van belangh. is gebouwd; de kadastrale grens
moet aldus lopen omdat de eigendomsgrens
aldus loopt; de kadastrale grens kan worden
vastgesteld aan de hand van de aan de akte
gehechte situatietekening; subsidiair verzoekt
belangh. tenaamstelling van het nieuw ge
vormde perceel Z A 3083 ten name van Y met
als consort belangh., zulks met het oog op de
aansprakelijkheid voor de grondbel., en in elk
geval verzoekt hij dat ten name van belangh.
wordt vermeld ,,,,voor ongeveer 2 a 99 ca
en dat ten name van Y in plaats van ,,3 a
23 ca" wordt vermeld .ongeveer 3 a 23 ca";
standpunt van de landmeter:
art. 197 van de Algemene Instructie regelende
de dienst van het Kadaster houdt in dat, als
de aanwijzingen van partijen omtrent de lig
ging van de nieuwe grens niet eensluidend
zijn, de landmeter daarvan melding maakt,
onder mededeling dat de post op consort moet
worden geboekt; in het onderhavige geval
waren de aanwijzingen door partijen verschil
lend; de uitkomst van de meting is dus juist,
met dien verstande dat Y in plaats van voor
3.23 are voor ongeveer 3.23 are als mede
eigenaar dient te worden vermeld; als be
langh. zulks wenst kan de tenaamstelling al
dus worden gewijzigd dat deze luidt: ,,,,X
(voor ongeveer 2 a 99 ca) en consort. Con
sort voor ongeveer 3 a 23 ca Y de tenaam
stelling is geschied ten name van belangh.
omdat, hoewel hij niet eigenaar is van het
grootste deel van het perceel, hij de oudste
verkrijger is en het verschil in grootte gering;
kadastraal is geen enkele conclusie aangaande
de ligging van de in geschil zijnde eigendoms
grens getrokken;"
O. dat het Hof in rechte heeft overwogen:
,.dat onbetwist tussen partijen vaststaat: enz.
dat belangh. verlangt dat een kadastrale
grens tussen zijn eigendom en dat van Y zal
worden gevormd zoals omschreven bij de
weergave van het standpunt van belangh.;
dat art. 10 jo. art. 9 G.B.. zoals deze later is
gewijzigd (de Wet op de Grondbelasting)
bepaalt dat de metingen, welke voor de uit
voering van de bepalingen van die wet nodig
zijn, geschieden en de uitkomsten daarvan in
de kadastrale stukken worden opgenomen